Open brief van Jihad Youssef, overste van het klooster Mar Moussa in Syrië naar aanleiding van het einde van het regime-Assad

Assalamu alaykum,

Warme en broederlijke vrede.

Om bij te dragen aan de radicale verandering die op komst is, moeten we als interconfessionele kerk een gezamenlijke visie hebben en een sterk eensgezind standpunt. Het moet zijn gebaseerd op een gedurfd en realistisch project dat we aan de verantwoordelijken kunnen voorleggen.

We mogen niet wachten op verandering zonder zelf iets voor te stellen, want anders zullen we het moeten doen met wat ons wordt aangeboden.

We hebben niets te verliezen. Er zijn – alle strekkingen samengeteld – nauwelijks nog 250.000 christenen in heel Syrië. We hebben niet veel tijd meer. Dus moeten we bidden en luisteren naar de Heilige Geest voor inspiratie en leiding.

Het belangrijkste is dat we onze mentaliteit in relatie tot de autoriteiten radicaal veranderen en afstand nemen van de logica van de mullah’s, een logica die we van de Ottomanen hebben geërfd en die tot op de dag van vandaag door het regime in stand wordt gehouden.

We moeten af van die logica en zelf een voorstel doen – rekening houdend met onze geringe omvang – over wat we geschikt achten om in vrede en vreugde te leven met onze moslimpartners.

Ja, we zijn een minderheid, en daar moeten we trots op zijn. Beschrijft de Bijbel ons niet als het zout en de zuurdesem in het deeg? Noemt de Bijbel ons niet een kleine kudde? Vanuit dit oogpunt zouden we zelf het initiatief moeten nemen ten overstaan van de moslims door hen te vragen of ze ons in dit land willen of niet. We kennen allemaal het antwoord: het is een ‘ja’.

Jihad Youssef, de overste van de kleine kloostergemeenschap in het Syrische Mar Moussa, in gebed in de abdijkerk op 2 april 2024 (foto: Barbara Mertens).
Jihad Youssef, de overste van de kleine kloostergemeenschap in het Syrische Mar Moussa, in gebed in de abdijkerk op 2 april 2024 (foto: Barbara Mertens).

Maar dit traditionele ‘ja’ is niet genoeg. Als moslims met ons willen samenleven, – of liever nog – als ze willen dat we in dit land blijven, moeten ze ook luisteren naar wat we zeggen en accepteren wat we zijn, wie we zijn en wat we samen kunnen doen. Doen ze dat niet, dan zal dat ons vertrek bespoedigen.

De overheersende relatie tussen de kerk en de autoriteiten in Syrië is ongezond en niet evangelisch. We moeten ze transformeren en vernieuwen tot een vorm van constructieve interactie. We mogen ons niet louter onderwerpen omwille van – vaak alleen schijnbare – voordelen en privileges, niet zelden ten voordele van één gemeenschap ten koste van een andere.

Er moet een transformatie plaatsvinden van onze houding tegenover ‘de andere’, de moslims, van onze perceptie van hen en vooral van onze verwachtingen om hen te veranderen.

We moeten een visie hebben die noch exclusief, noch neerbuigend is, een visie die ruimte maakt voor de ander in ons leven. Geen enkele christen kan in het Oosten blijven met een logica van confrontatie en concurrentie met de islam en met de moslims, of door zich tegen hen te verzetten, of door met haatgevoelens jegens hen te leven, of door – met enige steun van binnenuit of van buitenaf – ‘ondanks’ hen in het land te blijven of zelfs alleen maar ‘buur’ te zijn.

Het lot van zo’n christen is vroeg of laat te vertrekken. In die omstandigheden hier blijven is een vorm van suïcide.

De kerk die kan overleven, is een kerk die van de islam houdt, een kerk die voor de islam is en niet er tegen, een kerk die niet bang is om een kleine kudde te zijn, die niet bang is om een verliezer te zijn in de zin van een opoffering, wat in wezen de houding van het kruis is waar we allemaal trots op zijn. Dat is de ene kant van de medaille.

Anderzijds moeten we het concept van Ahl ul-Dhimmah herbekijken zodat onze interactie dynamisch wordt en niet alleen een acceptatie van “je bent onder onze vleugels” (nvdr: dhimmi is het Arabische woord dat de niet-moslimbewoners van een islamitisch land aanduidt).

In het algemeen betekent het de juridische bescherming die een islamitische staat aanbiedt aan niet-moslims.

De geschiedenis leert ons iets belangrijks. De traditionele houding van moslims tegenover oosterse christenen schommelde tussen geslotenheid en wrede, vernederende vervolging tot gematigde of zelfs gastvrije openheid, soms voor een korte periode, maar altijd binnen het concept van Ahl ul-Dhimmah.

Onder de Syrische wetten die tot nu toe van kracht waren (nvdr: vóór de bevrijding van het regime-Assad op zondag 8 december) zijn christenen tweederangsburgers op fundamentele gebieden. Dat is de realiteit.

Het kloostercomplex van Dar Moussa in Syrië op 2 april 2024 (foto: Barbara Mertens).
Het kloostercomplex van Dar Moussa in Syrië op 2 april 2024 (foto: Barbara Mertens).

Als christenen hoeven we echter geen verloren strijd te voeren tegen moslims of tegen ‘racistische’ wetten die oneerlijk voor ons zijn. In de plaats daarvan moeten we God vragen: wat wil Hij van mij persoonlijk en van ons, als één lichaam dat de Kerk wordt genoemd, ook al is het een verstrooid en verspreid lichaam?

We moeten beseffen dat christenen een missie hebben en dat zijzelf een missie zijn. Wat is onze missie vandaag in Syrië? Wat is de betekenis van onze aanwezigheid op aarde vandaag? Het is de visie van hen die het leven in de Levant ontvangen als een geschenk en een zending van God, dat wil zeggen om te leven als een ‘kleine restgroep’ met de evangelische oproep als zuurdesem in het deeg te zijn. Er is iets wat zuurdesem en zout tot stand brengen wat door niets anders vervangen kan worden.

Wat wij te bieden hebben – om zij aan zij met moslims te kunnen leven – is een moedig en nederig project waarin het concept van Ahl ul-Dhimmah wordt omgevormd tot een teken van eigenheid in plaats van minderwaardigheid.

Met andere woorden, we worden in zekere zin diegenen voor wie gezorgd wordt vanwege hun rol, hun kleinheid en zelfs hun kwetsbaarheid. Een concept dat gebaseerd is op het idee dat we gelijk zijn en niet tweederangs. We zijn gelijk, maar ons ook bewust van onze beperkte omvang en beperkingen.

We zijn tenslotte met weinigen en kunnen onszelf niet in stand houden. We zullen verdwijnen als jullie, moslims, ons niet steunen. We moeten erkennen dat we zonder partnerschap met moslims zullen vergaan en sterven.

Dus moeten we hen zeggen: “Als jullie ons echt willen, doe er dan iets aan. We zijn geen bedreiging voor jullie en we kunnen niets van jullie afnemen; integendeel, we kunnen jullie alleen maar verrijken en voor jullie ‘weven’, zodat onze welvaart voortkomt uit jullie welvaart”.

Ons project is een partnerschap gebaseerd op de gelijkheid van burgers, het elkaar ontmoeten en delen. Niemand mag buiten de cirkel van participatie vallen. Niemand is de vijand van de ander en niemand is bang voor de ander of bang om door de ander beroofd te worden.

Geloof in één God, moraliteit, geweten en menselijkheid helpen ons om te participeren en een degelijk en gezond land voor iedereen op te bouwen.

Niemand voelt zich onderdrukt of gehaat, bang of bedreigd. Om dit te bereiken, moeten we een ‘burgerlijk’ concept van burgerschap opbouwen dat niet tegen religie en religiositeit is, maar dat gebaseerd is op een geloof dat religie respecteert en garanties biedt aan de religieuze, etnische en taalkundige minderheden.

Het is met nederigheid en moed dat we dit soort partnerschap moeten voorstellen.

Jihad Youssef

Deir Mar Moussa, Syrië, zondag 8 december 2024


Lees verder (inhoud december 2024)


Dit vind je misschien ook leuk...