Schrijfster Dima Wannous over vreugde en waanzin: ‘De vrijheid overkwam ons als een storm. Maar hoe leeft men naast moordenaars?’

Dima Wannous (Damascus 1982) is een Syrische schrijfster en journaliste. Ze studeerde Franse literatuur aan de universiteit van Damascus en aan de Sorbonne in Parijs. Ze werkte ook in Beiroet waar ze schreef voor de kranten Al-Hayat en As-Safir en is vooral bekend door haar roman Al-Kha’ifun (The Frightened Ones; De opgejaagden, 2017), genomineerd in 2018 voor de Arabic Prize for Arabic Fiction. Sinds de oorlog in Syrië leeft ze in Londen.

Dima Wannous vertelt over haar gevoelens nu de ‘eeuwigdurende’ Assad vertrokken is

Alsof het gisteren was. Die lange dag, midden augustus 2011, toen ik met mijn zoon in de auto stapte en naar Beiroet vluchtte. Al de dagen, weken, maanden en jaren die daarna volgden, zijn als gisteren. Alsof ze vanuit het onbewuste opdoemen, alsof ze een droom of pure fantasie zijn.

Maar als ik de vergane tijd en de omvang van de verliezen onder ogen zie, stel ik vast dat er een heel leven voorbij is.

Syriërs hebben in de voorbije dertien jaren evenveel meegemaakt als andere volken in hun hele geschiedenis. En ik ben met dat verlies omgegaan door de poging om het te ontkennen of door te doen alsof het nooit heeft bestaan. Door vruchteloze pogingen een ‘thuis’ of een ‘heimat’ uit te vinden en te spelen met begrippen als ‘toebehoren’ en identiteit. Of door zes jaar lang elke nacht op Google Maps te zoeken naar de stad Damascus en ons huis.

‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Nederlands vertaald als ‘De opgejaagden’.
‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Nederlands vertaald als ‘De opgejaagden’.

Ik wendde me tot mensen die net zoals ik gevlucht waren. Ik onderschepte ze zodra ze de Syrisch-Libanese grens overschreden hadden. Ik verborg me in hun gezichten en belevenissen en in datgene wat hun ogen op de weg naar Beiroet of Europa laatst hadden gezien.

Maar langzaamaan vergat ik de namen van cafés, straten en plaatsen. Een voor een verdwenen mijn vrienden, ze verspreidden zich over de hele wereld, ze verdwenen net als de hoop op terugkeer.

En met het verlies van herinneringen werd ook het reële verlies ondraaglijk. De hoop verbleekte, het lawaai van demonstraties verminderde, de vertrouwde plekken verloren hun glans, en de mensen gingen weg, als verdrevenen of vluchtelingen of omdat ze opgepakt werden of stierven. En toen mijn vroegere passies gingen wankelen, werd mij ook het vermogen om te schrijven afgenomen. Het zwijgen breidde zich uit, want er viel niets te zeggen, geen enkel woord kon iets toevoegen aan wat voorafging.

‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Engels vertaald als ‘The Frightened Ones’.
‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Engels vertaald als ‘The Frightened Ones’.

En nu is de ‘eeuwigdurende’ gevlucht. En de laatste dagen wegen op tegen al die laatste jaren. De tijd vergaat langzaam en de stroom van gebeurtenissen past nauwelijks in vierentwintig uur.

Het nieuws uit Syrië is ontzettender dan de tijd, en alle angst van de wereld volstaat niet om met onze ervaringen om te gaan en deze onvoorstelbare pijn uit te drukken. Het leven dat we met pijnlijke langzaamheid gedurende dertien jaren hebben verloren, hebben we in een tijdsbestek van een paar uur teruggekregen.

Maar het lukte ons in de voorbije dagen niet om te begrijpen wat er gebeurd was. In die nacht konden we niet zingen ‘Maak dat je wegkomt Bashir, de vrijheid staat voor de deur!’ omdat hij werkelijk plots was vertrokken en verleden tijd was geworden. De vrijheid had niet op de deur geklopt, de vrijheid was als een storm binnengewaaid.

Enkele weken geleden waren miljoenen Syriërs nog in een geïmproviseerde alledaagsheid verzonken, ze hadden oudejaar gepland om de overgang naar het dertiende jaar buiten hun heimat te vieren. Festiviteiten waarbij de wens om terug te keren in de loop der tijden verbleekt was en het motto ‘Volgend jaar vieren we in Syrië’ een pure droom was geworden.

Drie weken geleden was het huis van mijn moeder in Damascus alleen maar een belastende fantasievoorstelling geweest. Op haar achtenzeventigste had ze haar droom om terug te keren naar haar geboorteplaats totaal verloren. Ze had de wanden van haar kleine kamer in Londen vol gehangen met beelden van een vorig leven, foto’s van mensen die ze miste en van een levensfase die onherroepelijk voorbij was. En terwijl haar kamer voor haar een oninneembaar toevluchtsoord was, riep ze voor mij onvermogen, ontgoocheling en verlies op.

Hoe had één dag dit onmogelijke leven in een mogelijk bestaan kunnen veranderen? Hoe had één dag de lasten van een decennium kunnen afschudden? Op zaterdag 7 december ging mijn achtenzeventigjarige moeder naar bed en ze stond zondag 8 december op als een veertigjarige. Haar stem die gisteren nog bevend en gelaten had geklonken, sloeg over en zong revolutieliederen.

De voorbije dertien jaar had mijn moeder in de verbeelding van haar leven en in haar herinneringen doorgebracht. Zonder een nacht over te slaan, vertelde ze over dit leven dat er ooit was geweest, steeds weer riep ze het in haar geheugen op en beleefde die ogenblikken telkens opnieuw.

Ze vertelde haar kleinzoon, die zes jaar oud was toen we vertrokken, alle verhalen die haar te binnen schoten tot hij zich tenslotte een leven herinnerde dat hij niet zelf had geleefd en heimwee kreeg naar huizen waarover hij alleen maar had gehoord.

‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Frans vertaald als ‘Ceux qui ont peur’.
‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Frans vertaald als ‘Ceux qui ont peur’.

Aan de overkant van Engeland, in Parijs, woont mijn vriendin Abir, net zoals tienduizenden Syrische vluchtelingen die overal zijn verspreid. Wat ze gemeenschappelijk hebben is het verlies, het ongeduldige, kommervolle wachten, want ze zoeken op hun tv-schermen en mobiele telefoons naar nieuws over hun verdwenen familieleden.

Op 11 augustus 2012 was Abir met haar familie en vrienden thuis, maar binnen een paar seconden was alles plots alsof het er nooit was geweest. Mannen van de geheime dienst stormden de woning binnen, sloegen alles kort en klein en namen haar man, haar enige zoon, haar broer en een vriend gevangen.

Sindsdien is er geen dag dat ik niet aan het verhaal van Abir denk, aan het onvoorstelbare verlies dat sinds twaalf jaar elk ogenblik aan haar knaagt. Zal deze nieuwe vrijheid voor haar en voor tienduizenden andere families volstaan om naar Syrië terug te keren, naar het land dat haar geliefden verslonden heeft, levend of dood? Volstaat het dat de tiran zelf vluchteling is geworden, terwijl zij nu burgers zijn?

Bashir al-Assad is weg, dit schrikbeeld, die crimineel, dit beest. Maar waar moeten we naartoe met die vijftig jaar barbarij en haat? Hoe kunnen we de aanblik van de bevrijde gevangenissen overwinnen? Hoe verdwijnen de sporen van de folteringen die miljoenen Syriërs hebben gezien?

Wat met de verhalen van de lijken die door Syrische bewakers in zuur werden opgelost? Hoe kan de bodem boven de massagraven weer geëffend worden? Hoe kunnen we het lachen en giechelen van de bevrijde gevangenen uitwissen die niet uit vreugde over de vrijheid lachen, maar omdat ze gek geworden zijn.

Hoe kunnen we de tientallen gevangenen vergeten die voor de camera’s zwijgend voor zich uit staren, zich hun eigen namen niet meer herinneren en niet weten waar ze vandaan komen?

Het regime is gevallen, wij zijn in vreugde en waanzin terechtgekomen en staan voor moeilijke vragen, waarvan de moeilijkste zijn: hoe zullen we terugkeren en wanneer? Hoe zullen we samenleven?

Hoe zullen we onszelf in de ogen kijken? Hoe zullen we onze wonden helen en hoe zullen we de leegte van al wie weg is, vullen? Hoe zal de moeder die een zoon, een broer of vader verloren heeft naast de moordenaar leven?

En voor we vragen hoe we met de moordenaar in hetzelfde gebouw, in dezelfde wijk, in dezelfde stad of hetzelfde land kunnen samenleven, moeten we naar de mogelijkheid zoeken om überhaupt te leven.

Hoe moeten honderdduizenden moeders met de zekerheid verder dat hun geliefden er inderdaad niet meer zijn. Als er geen graven en geen lijken zijn, doemt er een beklemmende fantasie op: hoe werden die lichamen in zuur opgelost of in massagraven geworpen? Als het vragenstellen en de eis om rekenschap af te leggen zouden ophouden, wordt iedereen een potentiële misdadiger.

Syriërs hebben in de voorbije vijftig jaar alle vormen van angst leren kennen. Het zijn er zoveel dat men ze niet kan tellen. Maar de angst voor de andere was de ergste. Een angst die het regime had verspreid door het militaire apparaat, de geheime dienst, het verklikkingsysteem en ‘de muren die oren hebben’. Een diepgewortelde angst, ingeplant in het onbewuste en genetisch geërfd.

Vandaag beleven Syriërs die angst opnieuw, maar deze keer vrezen ze geen mogelijke verklikker, maar wel een moordenaar, of een mens die zwijgt en neutraal is.

Ik zal terugkeren. Over een paar dagen of weken.

Ik heb me steeds voorgenomen terug te keren zodra de gelegenheid het mogelijk zou maken. Ik zou naar de luchthaven van Heathrow rijden, de volgende vlucht naar Beiroet nemen en vandaaruit naar Damascus trekken.

Ik zou niet inpakken, want mijn kleerkast staat nog steeds in Damascus. Het maakt niet uit of er jaar na jaar meer stof is ingekropen. Hoe vaak heb ik mij voorgesteld hoe de kast ruikt, mij afgevraagd of onze geur nog daar hangt en op ons wacht.

Maar ik ben niet naar Heathrow gereden omdat mijn moeder decennia verjongd is en omdat ik het niet wil missen met haar en mijn zoon Saad samen te vieren. Zes jaar was hij toen we vertrokken en pas nu heeft hij een deel van zijn identiteit weergekregen.

Maar ik ben ook nog niet vertrokken omdat ik het gevoel heb dat Damascus niet meer mijn stad is vanwege de aanstormende tv-zenders, journalisten, moderatoren, publieke persoonlijkheden op weg naar Damascus, naar de pleinen, steegjes, moskeeën, parken en de stadberg.

Damascus is nu de stad van iedereen. Ik zal terugkeren als het enthousiasme is uitgewerkt, zodat de ontmoeting met mijn herinneringen afgestemd zal zijn zoals het na dertien jaar betaamt.

Dima Wannous

(bron: Süddeutsche Zeitung, 24 december 2024, vertaald uit het Arabisch door Larissa Bender en uit het Duits vertaald door Marc Colpaert)

Over ‘De opgejaagden’

‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Nederlands vertaald als ‘De opgejaagden’.
‘Al-Kha‘ifun’, de bekende roman van Dima Wannous, in het Nederlands vertaald als ‘De opgejaagden’.

De opgejaagden’. Damascus. Een jonge vrouw ontmoet een man in de wachtkamer van haar psycholoog. Het is het begin van een intense liefde. Maar dan breekt de oorlog uit. Nasiem vlucht naar Europa, Soelaima blijft.

Ze hoort niets meer van hem tot ze plotseling zijn manuscript ontvangt. Het verhaal lijkt duizelingwekkend veel op haar eigen leven: de relatie met haar moeder, de dood van haar vader die ze onmogelijk kan vergeten, haar jeugd in een verdeeld Syrië en in een gebroken gezin, haar onophoudelijke angst.

Het laat haar niet los en ze besluit te onderzoeken wat er is gebeurd met haar land, wie ze is en wat ze is geworden.

De opgejaagden beschrijft intiem en indringend de impact van een dictatuur op het dagelijks leven en de voortdurende angst waarmee een jonge generatie Syriërs leeft.


Lees verder (inhoud januari 2025)


Dit vind je misschien ook leuk...