Overstromingen in Kinshasa: meer dan alleen een natuurramp

De zware overstromingen van begin april in de Congolese hoofdstad Kinshasa hebben opnieuw de kwetsbaarheid voor natuurrampen van de miljoenenstad blootgelegd. Op 4 april – en de daaropvolgende dagen – werd de stad getroffen door hevige regenval die overstromingen en aardverschuivingen veroorzaakte met slachtoffers en schade tot gevolg in 13 van de 24 gemeenten.

De Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maan-Organisaties (IFRC) meldt op 15 april dat meer dan 60.000 mensen getroffen zijn in de hele regio van de hoofdstad Kinshasa. Er worden 170 dodelijke slachtoffers gemeld. Meer dan 7.000 mensen hebben hun – vaak vernielde of beschadigde – huizen moeten ontvluchten en werden ondergebracht in vier noodopvangcentra ([1]).

De hoge kwetsbaarheid en blootstelling vormen de belangrijkste oorzaken van de dodelijke overstromingen in Kinshasa na hevige, maar niet uitzonderlijke regenval.

Overstromingen in Kinshasa zijn zeker geen nieuw fenomeen, maar laten zich de voorbije jaren sterker voelen. Hoewel de analyse van historische neerslagdata en verschillende klimaatmodellen geen éénduidige trend laten zien voor Kinshasa, wijzen verschillende gegevensbronnen  – waaronder twee weerstations  – en ongeveer de helft van de geanalyseerde klimaatmodellen op een aanzienlijke toename van zware regenval voor de regio Kinshasa.

Dit stemt overeen met de voorspellingen van het IPCC, die een toename verwacht van zware regenval in heel Centraal-Afrika, vooral op korte tijdschalen van vijf dagen of minder.

Toch was deze gebeurtenis volgens de eerste analyses gepubliceerd op World Weather Attribution ([2]) niet uitzonderlijk. Bij het huidig klimaat berekent men dat een gelijkaardig weerfenomeen zich gemiddeld om de twee jaar zou voordoen. Er is dus meer aan de hand. Om de zware tol van deze overstromingen te begrijpen, moeten we kijken naar de snelle en ongecontroleerde stadsuitbreidingen.

Overstroomde woonwijken in Ndanu (gemeente Limete) in de Congolese hoofdstad Kinshasa na de overvloedige regenval van 4 en 5 april 2025 (foto: Radio Okapi/Ph. Jonathan Fuanani).
Overstroomde woonwijken in Ndanu (gemeente Limete) in de Congolese hoofdstad Kinshasa na de overvloedige regenval van 4 en 5 april 2025 (foto: Radio Okapi/Ph. Jonathan Fuanani).

Het overstromingsrisico wordt versterkt door de snelle bevolkingsgroei, het gebrek aan degelijke infrastructuur en de grote afhankelijkheid van informele systemen  – vooral in gebieden waar essentiële diensten zoals riolering, gezondheidszorg en elektriciteit niet beschikbaar of moeilijk toegankelijk zijn. Door gebrek aan afvalverwerkingsdiensten en rioolonderhoud zijn kanalisaties en rivierbeddingen vaak volledig dichtgeslibd met afval.

Hoe kon het zover komen?

De stad Kinshasa werd in 1881 als Leopoldville gesticht door Henry Morton Stanley op de zuidelijke oever van de Malebo-poel aan de Congostroom. Kinshasa bestond toen alleen uit Kintambo, met een geschatte bevolking van 5.000 inwoners.

In de jaren 1950 kende de stad een explosieve groei, onder andere als gevolg van de aantrekkingskracht van werkgelegenheid en de aanleg van infrastructuur. Dit leidde tot een toenemende vraag naar woonruimte en voedselvoorziening binnen de stad.

Deze periode werd gekenmerkt door een intensieve planning van stedelijke zones. De stad breidde zich vooral uit in oostelijke en zuidelijke richtingen, waarbij nieuwe wijken werden ontworpen op basis van een rasterstructuur met ruimte voor publieke diensten, transport en groene zones.

In de stedenbouwkundige visie van de Belgische koloniale overheid speelde open ruimte een belangrijke rol, niet alleen vanwege de esthetiek en overwegingen van gezondheid en hygiëne, maar ook om de sociale controle over de gekoloniseerde bevolking te faciliteren.

Parken, brede lanen, bufferzones tussen woonwijken en vooral agrarisch bruikbare zones werden strategisch geïntegreerd in het stedelijke weefsel. Deze open ruimtes moesten ook dienen als ‘ademruimte’ in een snel verdichtende stad.

In 1954 besliste de toenmalige koloniale administratie om een ceinture agricole rond de stad aan te leggen. Dit was een groene landbouwgordel bedoeld om de stad te voorzien van verse groenten en fruit, en tegelijk als bufferzone tegen verdere ongecontroleerde stadsuitbreiding.

Landbouwgronden in de moerassige valleien van de rivier N’djili werden toegewezen aan werkloze vrouwen afkomstig van het platteland, met de bedoeling hen te activeren via moestuinen.

In 1960, bij de onafhankelijkheid van Congo, telde de stad naar schatting ongeveer 400.000 tot 450.000 inwoners.

Na de onafhankelijkheid werden nog enkele stadsontwikkelingsplannen gemaakt. Het regionaal plan van 1967 definieerde een gebied dat geschikt was voor stedelijke uitbereiding ten oosten van de rivier N’djili. De groei zou plaatsvinden in de vorm van satellietsteden met omliggende bedrijventerreinen en secundaire centra verbonden met verkeersaders.

Er werden verschillende projecten geformuleerd, maar die kwamen zelden tot concrete uitvoering. De stad breidde effectief verder uit naar het oosten, maar een plan was hierin ver te zoeken.

Figuur 1 (A-B-C). Evolutie van de verstedelijking tussen 1957 en 1975 met aanduiding van de rivier N’djili en de vallei. (D) Ruimtelijke principes volgens het masterplan van 1967 met aanduiding van de moerassige gebieden die deel uitmaken van de ceinture agricole, waaronder de vallei van de N’djili (bron: naar Pain, M. (1984), Kinshasa : la ville et la cité, Paris, Editions de l'ORSTOM).
Figuur 1 (A-B-C). Evolutie van de verstedelijking tussen 1957 en 1975 met aanduiding van de rivier N’djili en de vallei. (D) Ruimtelijke principes volgens het masterplan van 1967 met aanduiding van de moerassige gebieden die deel uitmaken van de ceinture agricole, waaronder de vallei van de N’djili (bron: naar Pain, M. (1984), Kinshasa : la ville et la cité, Paris, Editions de l’ORSTOM).

In 1975 kwam een nieuw mastplan tot stand. Het Schéma Directeur d’Aménagement et d’Urbanisme was gebaseerd op een hypothese van een beperkte groei, waarbij de bevolking van Kinshasa in 1990 3.630.000 zou bedragen, een scenario waarbij de bewoningsdichtheid 50 tot 150 inwoners per hectare zou bedragen in de heuvelachtige stadsdelen, afhankelijk van de hellingsgraad en het type woning; en 240 inwoners per hectare op de lagergelegen vlakke delen.

In deze plannen hield de overheid nog steeds vast aan de ceinture agricole, die tot ver in de jaren 1970 een sleutelrol in de voedselvoorziening van de stad zou spelen.

De schattingen vandaag lopen sterk uiteen, vermoedelijk telt de stad nu meer dan 15 miljoen inwoners, met een aangroei die rond de 4 procent per jaar ligt. Hierdoor blijft de druk op het land en de infrastructuur sterk toenemen.

Om deze bevolkingstoename op te vangen, kent de stad enerzijds een verdichting in bestaande wijken, en anderzijds wordt de resterende open ruimte aan een snel tempo ingenomen. Die open ruimte is nog te vinden aan de randen van de stad en in de nog resterende riviervalleien, of wat er nog overblijft van de ceinture agricole.

Net deze laatste gebieden zijn uiterst gevoelig voor overstromingen zoals te zien is op satellietbeelden (zie Figuur 3).

Figuur 2. Voorbeeld van inname van open ruimte in de vallei van de N’djili door stadsuitbreiding en verdichting tussen 2013 (A), 2019 (B) en 2023 (C) (bron: Google Earth, bewerkt door auteur).
Figuur 3. Satellietbeelden van voor en na de overstroming (bron: United Nations Satellite Centre (UNOSAT), (2025, April 12), Preliminary Assessment Report: Flooding in Kinshasa, Democratic Republic of the Congo (FL20250408COD). United Nations Institute for Training and Research (UNITAR), bewerkt door auteur.)
Figuur 3. Satellietbeelden van voor en na de overstroming (bron: United Nations Satellite Centre (UNOSAT), (2025, April 12), Preliminary Assessment Report: Flooding in Kinshasa, Democratic Republic of the Congo (FL20250408COD). United Nations Institute for Training and Research (UNITAR), bewerkt door auteur.)

Het volstaat echter niet om enkel naar de vallei van de N’djili te kijken om ten volle te begrijpen waarom deze delen van de stad in toenemende mate kwetsbaar zijn voor overstromingen.

Wat zich stroomopwaarts in het bekken van de rivier afspeelt, heeft een grote invloed voor de lagergelegen dichtbevolkte stadswijken. Op figuur 4 is te zien hoe de stad tussen 2000 (B) en 2020 (C) ook naar het zuiden verder uitbreidt en verdicht.

Het landgebruik in het volledige bekken staat onder druk. De oorspronkelijke boombedekking verdwijnt langzaam. Op de landdegradatieneutraliteitskaart in figuur 4 (D) is te zien hoe de biomassa of vegetatiedichtheid in grote delen van het bekken achteruitgaat of sterk onder druk staat.

Door de verarming van de vegetatie wordt neerslag in het volledige bekken minder goed vastgehouden, zal het water sneller afstromen en dus tot hogere afvoerpieken en overstromingen leiden in de kwetsbare wijken van Kinshasa.

Figuur 4. Bekken van de rivier N’djili (A) (bron: contour op basis van https://mghydro.com/watersheds/, visualisatie hydrologisch netwerk in https://earthmap.org/); landbedekking en landgebruik in 2000 (B) en in 2020 (C) waarbij rood staat voor bebouwd, lichtgroen voor dichte lage vegetatie en donkergroen voor boombedekking (bron: https://earthmap.org/, GLAD Global Land Cover and Land Use Change 2000/2020); en de landdegradatieneutraliteitskaart voor het bekken (D). Deze kaart geeft een beeld van de gemiddelde afname van de biomassa of vegetatiedichtheid; de rode kleur staat voor achteruitgang, de oranje kleur staar voor vroege tekenen van achteruitgang, beige staat voor stabiel, maar onder druk, grijs staat voor stabiel en groen voor toename (bron: https://earthmap.org/, Land Productivity Dynamics LPD Trend – MODIS).
Figuur 4. Bekken van de rivier N’djili (A) (bron: contour op basis van https://mghydro.com/watersheds/, visualisatie hydrologisch netwerk in https://earthmap.org/); landbedekking en landgebruik in 2000 (B) en in 2020 (C) waarbij rood staat voor bebouwd, lichtgroen voor dichte lage vegetatie en donkergroen voor boombedekking (bron: https://earthmap.org/, GLAD Global Land Cover and Land Use Change 2000/2020); en de landdegradatieneutraliteitskaart voor het bekken (D). Deze kaart geeft een beeld van de gemiddelde afname van de biomassa of vegetatiedichtheid; de rode kleur staat voor achteruitgang, de oranje kleur staar voor vroege tekenen van achteruitgang, beige staat voor stabiel, maar onder druk, grijs staat voor stabiel en groen voor toename (bron: https://earthmap.org/, Land Productivity Dynamics LPD Trend – MODIS).


Mogelijke oplossingen?

Oplossingen liggen niet voor de hand omdat op vele fronten tegelijk moet worden ingegrepen. Slachtoffers kunnen in grote mate vermeden worden door betere voorspellingen en tijdige waarschuwingen voor overstromingsrisico.

Hier wordt door verschillen instanties aan gewerkt, onder meer in het kader van de Early Warning for All-doelstellingen van de Verenigde Naties. Materiële schade is moeilijker te vermijden.

Enkele projecten die in de laatste jaren van start gingen, met onder meer steun van de Wereldbank, beogen het verbeteren van de ruimtelijke planning en versterken van het groenblauwe netwerk in de stad. Wereldwijd zijn inspirerende voorbeelden te vinden waarbij rivieren en natte gebieden met succes in het stedelijk weefsel werden geïntegreerd om meer buffercapaciteit te voorzien, of zelfs heuse sponssteden te ontwikkelen.

Het volledig terugdringen van het overstromingsrisico in de bebouwde ruimte in Kinshasa is echter moeilijk gezien de dichte bebouwing, die weinig ruimte overlaat om bijvoorbeeld dijken en gecontroleerde overstromingsgebieden aan te leggen, zoals dit bijvoorbeeld gebeurt langsheen de Schelde en haar zijrivieren. Overigens een werk van lange adem.

Het herstellen van de moerassige gebieden langsheen de N’djili en andere rivieren zou de hervestiging op grote schaal vereisen van grote delen van de bevolking.

Vraag is of nieuwe ruimtelijke plannen veel zoden aan de dijk zullen zetten, de eerdere pogingen en mislukkingen in acht genomen. De kwalen uit het verleden, die elke vorm van geplande stadsontwikkeling in de weg stonden, blijven immers aanwezig.

Werken met de traditionele overheden

Eén van de redenen waarom de stadsuitbreiding in Kinshasa sinds de onafhankelijkheid nooit volgens een vastgelegd plan is verlopen, is de blijvende invloed van traditionele vormen van landeigendom en de centrale rol die de chef coutumier (traditionele leider) daarin speelt, zoals uitvoerig beschreven door Filip De Boeck ([3]) en andere onderzoekers.

De Boeck beschrijft hoe stadsuitbreiding in Kinshasa niet wordt geleid door formele urbanistische plannen, maar veeleer door informele onderhandelingen met de traditionele landchefs.

Na de onafhankelijkheid van Congo in 1960 vond er een belangrijke verschuiving plaats in het beheer van land en stadsontwikkeling. In 1966 vaardigde de nieuwe regering de beruchte Bakajika-wet uit. Deze wet bepaalde dat alle grond voortaan eigendom was van de staat, zogezegd om de koloniale concessies ongedaan te maken.

In werkelijkheid leidde dit niet tot de teruggave van land aan de autochtone gemeenschappen, maar tot een verdere centralisering van het landbezit. Het gewoonterecht, dat voordien de basis vormde voor landtoekenning binnen clans en dorpen, verloor zijn formele erkenning.

Toch bleven veel traditionele leiders (chefs coutumiers) in de praktijk een bepalende rol spelen in de toekenning van grond, vooral in de randgebieden van Kinshasa.

Deze ontwikkelingen veroorzaakten een diepgaande juridische onzekerheid. In de afwezigheid van formele rechten op landbezit en duidelijke grenzen, werden percelen vaak meerdere keren ‘verkocht’ door verschillende leden van dezelfde landlijn.

Dit leidde tot conflicten tussen families, tussen traditionele leiders en stadsbewoners, én tussen overheidsinstanties onderling. De complexiteit van het Congolese grondrecht werd bovendien verergerd door corruptie en politieke inmenging: rechters, ambtenaren, legerofficieren en politici gebruikten of misbruikten hun machtspositie om voordeel te halen uit grondtransacties, vaak ten koste van gewone burgers.

Ondertussen groeide Kinshasa in een razendsnel tempo, maar zonder een duidelijke, planmatige controle. In plaats van door stedelijke planners of overheidsbeleid werd de stadsuitbreiding grotendeels gestuurd door informele onderhandelingen met traditionele leiders.

Vooral aan de oostelijke, westelijke en zuidelijke stadsranden ontstonden halfverstedelijkte zones waarin een bonte mix van arme migranten, middenklassengezinnen, en zelfs leden van de diaspora zich vestigden.

In deze context bleven landchefs cruciale actoren. Ondanks hun vaak onduidelijke of niet-erkende status, bleken zij onmisbaar bij het ‘openen’ van nieuwe stadsdelen. Zelfs op het hoogste niveau — zoals het voorbeeld van de Kabila-familie toont — werd land pas toegankelijk na overleg en ‘geschenken’ aan deze traditionele gezagsdragers.

Daarmee bleven prekoloniale wereldbeelden en de daarbij behorende politieke logica een diepe invloed uitoefenen op de manier waarop Kinshasa groeit en vorm krijgt in de 21ste eeuw.

Deze chefs ‘geven’ land in plaats van het definitief te verkopen, en behouden zo hun moreel gezag over het grondgebied, wat het reguliere planningsproces ondermijnt: “Uiteindelijk betekent dit ook dat de postkoloniale stad enkel in staat is te groeien en uit te breiden dankzij actoren wiens referentiekader niet dat van de staat is (…) In plaats daarvan is het geworteld in rurale en prekoloniale werelden (…) Meer dan ooit, en tegen alle verwachtingen in, blijven landchefs opduiken als cruciale figuren in de totstandkoming van de hedendaagse stad” (Filip De Boeck).

Traditionele claims op land, gecombineerd met zwakke staatsstructuren en corruptie, leiden tot juridische onzekerheid, stedelijke chaos en conflicten over het gebruik van de schaarse ruimte in Kinshasa.

Onder dit gesternte en vanwege de vele belangen die meespelen, is het dan ook uiterst moeilijk om de stad op een ordelijke manier te laten groeien en natuurrampen als deze van 4 april in de toekomst te vermijden.

Een goed begrip van de aanwezige sociale, vaak prekoloniale machtssystemen over landbezit is hierin minstens zo belangrijk als het verstaan van de hydrologie en het functioneren van het ecosysteem.

Tom D’Haeyer

Tom D’Haeyer is water- en klimaatexpert bij Irrawaddy Earth. (tom@irrawaddy.earth)

Lees ook:


[1] Democratic Republic of the Congo – Floods, update (Media, IFRC, NOAA-CPC) (ECHO Daily Flash of 15 April 2025) – Democratic Republic of the Congo | ReliefWeb

[2] Scientific report -DRC floods

[3] De Boeck, F. (2019). Urban expansion, the politics of land, and occupation as infrastructure in Kinshasa. Land Use Policy. https://doi.org/10.1016/j.landusepol.2019.02.039​:contentReference[oaicite:1]{index=1}.dd


Lees verder (inhoud april 2025)


Dit vind je misschien ook leuk...