Franse troepen in Tsjaad: het bruuske einde van een lang verhaal
Op 28 november 2024 kondigde Tsjaad – tot grote verrassing van velen – de onmiddellijke beëindiging aan van een defensieovereenkomst die het land sinds 1976 aan Parijs had gebonden. Het Franse leger is daardoor gedwongen om dit gebied, dat het zowat beschouwde als zijn laatste bolwerk op het Afrikaanse continent, te verlaten. Frankrijk moet definitief een bladzijde omslaan in de lange geschiedenis van militaire aanwezigheid in Tsjaad. Sinds het begin van de gewelddadige koloniale verovering van dit deel van de Sahel, Sahara en Centraal-Afrika door Franse troepen, einde van de 19de eeuw, zijn er altijd Franse militairen aanwezig geweest, onafhankelijkheid of niet. Wat is er aan de hand?
De aankondiging door de Tsjadische autoriteiten van het einde van het defensieakkoord dat in 1976 met Frankrijk werd ondertekend – en op 5 september 2019 nog werd herzien en vernieuwd onder huidig president Emmanuel Macron – kwam zelfs voor de best geïnformeerde waarnemers als een totale verrassing. Niets wees er immers op dat Tsjaad een band die het land meer dan een eeuw met zijn voormalige koloniale macht had verenigd, zo abrupt zou verbreken.
In Frankrijk waren de reacties sterker dan die op het eerdere gedwongen vertrek van het Franse leger uit Mali, Burkina Faso, Niger en zelfs Senegal. Ze waren ook contrastrijker: aan de ene kant, een vorm van gezond verstand dat ons eraan herinnert dat het Franse leger N’Djamena (de Tsjadische hoofdstad, waar zich de grootste basis bevindt) en zijn vele andere militaire bases in Afrika al veel eerder had moeten verlaten.
Aan de andere kant, de vernederde verontwaardiging van soldaten. Om de diepe emotionele gehechtheid van het Franse leger aan Tsjaad te begrijpen, moeten we kijken naar de lange, vaak pijnlijke, gemeenschappelijke geschiedenis die het land deelt met Frankrijk.

Honderdvijfentwintig jaar geleden: Fort-Lamy
Onder de voormalige Franse koloniën in Afrika onderscheidt Tsjaad zich door het feit dat het grondgebied het toneel is geweest van talrijke Franse militaire operaties sinds het begin van de koloniale verovering in de jaren 1890-1900.
De Franse koloniale aanwezigheid is nauw verbonden met de naam van majoor François Lamy. In oktober 1898 leidde Lamy, vergezeld door de geograaf Fernand Foureau, een van de drie Franse colonnes die zich naar het Tsjaadmeer moesten begeven in toepassing van de slotakte van de Conferentie van Berlijn (1885), die de regels bepaalde voor de verdeling van Afrika tussen de Europese koloniale grootmachten.
Terwijl de andere twee expedities zich aan het geplande tijdschema hielden, liep de colonne van majoor Lamy enkele maanden vertraging op door de felle aanvallen van Saharaanse nomaden. De karavaan bestond uit 276 Algerijnse en Saharaanse tirailleurs, spahi’s, Franse onderofficieren en officieren, evenals enkele tientallen dragers en meer dan 1000 dromedarissen.
In plaats van de geplande zes maanden deed de missie van Foureau-Lamy er 13 maanden over om van Ouargla (Algerije) naar Zinder (Niger) te komen. Maar de missie kreeg veel weerklank in de koloniale propaganda, want het was “de eerste keer dat een Franse legertroep de Sahara dwars overstak”.

Tegelijkertijd begonnen leidende figuren in het Franse leger bewondering te koesteren voor onverschrokkenheid van de woestijnkrijgers.
Op 22 april 1900, in een laatste gevecht met de tegenstanders van de Franse koloniale opmars, onder leiding van de Soedanese krijgsheer Rabah, kwam Lamy om het leven bij Kousséri (nu in het noorden van Kameroen) op de linkeroever van de Chari. De Franse militairen gaven het fort dat ze op de rechteroever van de rivier hadden opgezet de naam Fort-Lamy.

De stad werd de latere hoofdstad van het koloniale gebied, min of meer het huidige Tsjaad, dat deel uitmaakte van Frans Equatoriaal Afrika.
Toen François Tombalbaye, de eerste president van Tsjaad (van 1960 tot in 1975, toen hij werd vermoord bij een staatsgreep), in 1973 besloot om de naam van Fort-Lamy te veranderen in N’Djamena (‘Plaats van rust’ in het Tsjadische Arabisch).
Dit paste in zijn campagne van ‘authenticiteit’ om de prekoloniale identiteit en cultuur van het land te herstellen. Voor veel in N’Djamena gelegerde Franse soldaten was dat een wat pijnlijke zaak, want de koloniale legende over de heldendood van commandant Lamy was nog springlevend, en is dat vandaag eigenlijk nog steeds binnen het Franse leger in het algemeen.
Een kolonie die tot vlak na de onafhankelijkheid door het Franse leger werd bestuurd
Vanaf het begin van de 20ste eeuw bestuurde Frankrijk haar koloniale gebieden niet op dezelfde manier als de Britten. De Britten besloten om een vorm van ‘indirect bestuur’ toe te passen, met andere woorden om het bestuur – in theorie althans – grotendeels te delegeren aan lokale autoriteiten.
Frankrijk daarentegen had een dicht netwerk van koloniale bestuurders opgezet, die zelfs in de meest afgelegen gebieden waren gestationeerd. In de Sahel- en Sahara-zone was dit Franse kaderpersoneel altijd militair.
De meesten van hen waren jonge luitenants. Ze hebben ongetwijfeld hun stempel gedrukt op het land dat ze bestuurden en op de geesten van degenen die er naar militaire scholen gingen.
Ze waren vaak academisch geschoold en brachten aan het begin van de twintigste eeuw talrijke publicaties uit in wetenschappelijke tijdschriften, die de basis vormden van de kennis voor het begrijpen van afgelegen gebieden van het koloniale imperium waar toen nog weinig over was gedocumenteerd.
Het Tsjadische grondgebied werd zonder onderbreking door militairen bestuurd tot de komst in 1938 van Félix Éboué, de eerste burger die tot gouverneur van Tsjaad werd benoemd. Maar ook toen waren de meeste kleinere administratieve posten in het land nog stevig in militaire handen.
Eén van hen, kolonel Jean Chapelle, van een eenheid bereden dromedarissen, bleef zelfs prefect van de enorme woestijnregio Borkou-Ennedi-Tibesti (ongeveer 600.000 km², zelfs groter dan Frankrijk) tot in 1963, drie jaar na de onafhankelijkheid van het land.

Een soeverein land, maar onder Franse militaire ‘bescherming’
Na zijn onafhankelijkheid in augustus 1960 vond Tsjaad het moeilijk om zijn grenzen te controleren die tijdens de koloniale periode vaak willekeurig waren getrokken. Het immense grondgebied van ongeveer 1.284.000 km² strekt zich uit van zuid naar noord over de groene savanne, de Sahelgordel en vervolgens de Sahara tot het Tibestigebergte in het noorden nabij de Libische grens.
Het land werd al snel verscheurd door burgeroorlogen en gewapende conflicten tussen etnisch zeer verscheiden bevolkingsgroepen. De nog altijd aanwezige Franse troepen werden in 1969 door president Tombalbaye expliciet gevraagd om de diverse opstanden tegen zijn regering neer te slaan.
Dit was in feite niets meer of minder dan een aansporing dat de voormalige koloniale macht het bestuur van het land opnieuw zou overnemen. Dit gebeurde in de vorm van de Missie voor Administratieve Reorganisatie (MRA), die zowel een Franse militaire interventie omvatte, officieel om de openbare orde te handhaven, als een Frans administratief kader creëerde, vaak nog verzorgd door de voormalige koloniale bestuurders, in de meest onstabiele regio’s.
Geen enkele andere voormalige Franse kolonie beleefde na de onafhankelijkheid een dergelijke verregaande vorm van postkoloniale inmenging, ook op militair vlak.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat deze inmenging al snel leidde tot de ontwikkeling van forse anti-Franse sentimenten onder een flink deel van de Tsjadische publieke opinie.
Dopélé au cou pelé werd de lokale bijnaam voor Jacques Foccart, de toenmalige oppermachtige secretaris-generaal voor Afrikaanse Zaken van het Élysée, in dienst van opeenvolgende Franse presidenten, en berucht voor de ontwikkeling van de Françafrique, de nauwe verstrengeling van politieke, zakelijke en militaire Franse belangen in Afrika.
Ook in Frankrijk zelf ontstonden, vooral na mei 1968, zeer gerichte antikoloniale bewegingen (de slogan ‘Tsjaad is een Frans Vietnam’ werd bijvoorbeeld populair onder de betogende linkse studenten) om de blijvende steun van het Franse leger aan opeenvolgende corrupte Tsjadische regimes, die als lakeien van de Franse belangen werden gezien, aan de kaak te stellen.

De affaire-Claustre zette de verhoudingen in 1974 helemaal op scherp: na de ontvoering van archeologe Françoise Claustre en twee andere buitenlanders op 21 april 1974 door de rebellengroep van Hissène Habré in het Tibestigebergte. Zij was de vrouw van Pierre Claustre, het hoofd van de MRA, hoewel de instelling niet direct het doelwit was: de ontvoering van de archeologe bleek achteraf vooral een toevalstreffer te zijn geweest.
President Tombalbaye vroeg vervolgens aan de Franse commandant Pierre Galopin om een bemiddelingsmissie te leiden die zou gaan onderhandelen met Habré over de vrijlating van Claustre.
Het was een twijfelachtige beslissing: Galopin was precies de hoge militair die er niet voor terugschrok om tegenstanders van Tombalbaye met smerige trucs in het beruchte Centre de Coordination et d’Exploitation du Renseignement te ondervragen.
Volgens journalist Christian Millet werden in dat centrum “inlichtingen niet voorzichtig verzameld, maar uit de verdachten getrokken met alle mogelijke middelen”. Dat zegt genoeg. De verdachten in kwestie waren destijds vooral de aanhangers van de noordelijke rebellen onder leiding van krijgsheer Hissène Habré.
Kolonel Chapelle, die nog altijd in Tsjaad was, nu als directeur van het Nationaal Museum van Tsjaad, had Habré nog gekend toen deze zijn stagiair was in de prefectuur van Faya-Largeau. Chapelle bood aan om de plaats van Galopin in te nemen bij eventuele onderhandelingen.
Maar Galopin weigerde en ging toch zelf naar het noorden in augustus 1974. Daar werd hij op bevel van Hissène Habré gevangengenomen, berecht door een ‘volksrechtbank’ en in april 1975 opgehangen. Habré had meteen zijn reputatie gevestigd…
Sinds zijn dood is Galopins naam toegevoegd aan de lange lijst van 93 Franse soldaten en officieren ‘morts pour la France’ in Tsjaad tussen 1968 en 2011.
Vanaf 1978 werd de Tsjadische regering niet alleen bedreigd door opstanden vanuit het noorden en het oosten, maar ook door Libië. Kolonel Kaddhafi wilde immers de noordelijke Aouzou-woestijnstrook annexeren op grond van het feit dat deze strook ooit kortstondig deel had uitmaakt van de voormalige Italiaanse kolonie Libië.
N’Djamena deed opnieuw een beroep op het Franse leger, dat het land eigenlijk nooit had verlaten sinds de operaties Limousin en Bison (1969-1972), de eerste OPEX (externe militaire operaties) in Afrika.
Deze werden gevolgd door de operaties Tacaud (1978-1980), Manta (1983-1984) en Épervier (1986-2014). Deze laatste was uitsluitend bedoeld om te voorkomen dat de verschillende gewapende rebellengroepen de bestaande regimes omver zouden werpen: eerst het schrikbewind van dictator Hissène Habré (1982-1990), daarna dat van Idriss Déby Itno vanaf 1990 tot 2021.
Operatie Barkhane (2014-2022) maakte in theorie geen deel uit van dezelfde configuratie. Met de grootschalige militaire operatie in de hele Sahel wilde Frankrijk, daarbij gesteund door enkele EU-lidstaten, de strijd aangaan tegen gewapende terroristische en jihadistische groeperingen die met name Burkina Faso, Mali en Niger direct bedreigden.
Maar het hoofdkwartier van Barkhane werd wel gevestigd in N’Djamena, ongetwijfeld om redenen van militaire symboliek. In de ogen van de Franse officieren waren de Tsjadische ‘wapenbroeders’ het meest ervaren en betrouwbaar vanwege hun historische kameraadschap en decennialange ervaring met Franse operaties in de regio.
De missie van Barkhane was er niet om de Tsjadische regering te helpen bij het bestrijden van interne gewapende opstanden. Desondanks kwamen Franse jachtvliegtuigen in februari 2019 tussenbeide in de Ennedi, in het noordoosten van Tsjaad, om een groep rebellen te bombarderen die het regime van Idriss Déby Itno bedreigden.
Over het algemeen hebben de Fransen van 2014 tot 2022 hun Tsjadische gesprekspartners regelmatig voorzien van de militaire inlichtingen waarover ze beschikten, zodat ze die “nuttig konden gebruiken”.
De banden tussen het Franse leger en Tsjaad zijn dan ook al heel lang zeer nauw en rijk aan militaristische symboliek. Een daarvan is het Régiment de Marche du Tchad (RMT), nu gevestigd in Meyenheim in het departement Haut-Rhin (Elzas), dat in 1943 werd opgericht uit het Régiment de Tirailleurs sénégalais du Tchad.
De mannen van het RMT, onder leiding van generaal Leclerc, drukten hun stempel op de geschiedenis door de Koufra-eed af te leggen, die generaal Leclerc op 2 maart 1941 formuleerde met het oog op de bevrijding van Frankrijk van de Duitse nazibezetting: “Zweer je wapens niet neer te leggen voordat onze kleuren, onze prachtige driekleur, boven de kathedraal van Straatsburg wapperen”.
Een tijd van dilemma’s: soevereiniteit of binnenlandse veiligheid?
De groeiende golf van impopulariteit rond de Franse militaire aanwezigheid in Afrika begon zich in 2020 steeds duidelijker te manifesteren in de Sahel. Na opeenvolgende staatsgrepen vertrouwden de junta’s, die de macht grepen in Mali, Burkina Faso en vervolgens Niger, op min of meer gemanipuleerde volksdemonstraties die steeds uitdrukkelijker het vertrek van de Barkhane-troepenmacht eisten en uiteindelijk ook verkregen.
Zelfs Senegal en vervolgens ook Tsjaad hebben hun voorbeelden gevolgd en eisen nu dat de laatste Franse soldaten hun grondgebied zouden verlaten.
De onverwachte beslissing, eind november 2024, van president Mahamat Idriss Déby Itno – zoon van Idriss Déby (president van december 1990 tot april 2021, toen hij de dood vond in de strijd tegen rebellen in de buurt van het Tsjaadmeer) heeft aanleiding gegeven tot heel wat analyses.
Sommige waarnemers zien het als een onvermijdelijke uiting van de groeiende invloed van de beweging voor meer soevereiniteit en voor een definitief einde van de neokoloniale inmengingen onder de Afrikaanse jongeren. In de aanloop van de parlementsverkiezingen van 29 december 2024 liepen de politieke spanningen soms hoog op in Tsjaad.
Andere redenen zijn waarschijnlijk de terugkerende Franse wrevel over de Tsjadische houding tegenover de burgeroorlog in Soedan. Parijs beschuldigde N’Djamena er al enige tijd van dat het de levering van gesofisticeerde wapens aan de milities van de Rapid Support Forces (RSF, voorheen Janjaweed) van de opstandige generaal Hemedti faciliteerde. De RSF is berucht voor de zware oorlogsmisdaden begaan in Soedan, vooral in de westelijke regio Darfur, een grensregio met Tsjaad.
Wat deze onverwachte beslissing ook kan hebben beïnvloed, is een zekere vorm van teleurstelling bij het topkader van het Tsjadische leger, dat ongetwijfeld meer verwachtte van de operatie-Barkhane op het gebied van inlichtingen over de acties van de Nigeriaanse terreurgroep Boko Haram in de regio van het Tsjaadmeer.
Op persoonlijk vlak was de jonge president Mahamat Idriss Déby (41) ongetwijfeld niet blij dat er door het Franse financiële parket (PNF) een onderzoek was geopend naar ‘verduistering van overheidsgelden en heling van gestolen goederen’ toen bleek dat hij tijdens twee recente shoppingtrips in Parijs voor 900.000 euro aan exclusieve luxekleding had gekocht.
Hij stelde het waarschijnlijk nog veel minder op prijs dat zijn ‘eclatante’ verkiezingsoverwinning in de presidentsverkiezingen van 6 mei 2024 werd aangevochten door een groot deel van de Franse media die hem met recht en rede van massale kiesfraude beschuldigden.
Vroeger zou dat nauwelijks een rimpeling hebben opgeleverd in de verder harmonische bilaterale relaties, maar de tijden zijn duidelijk veranderd.
Maar heeft de jonge Tsjadische president er rekening mee gehouden dat het Franse leger meer dan eens het regime van zijn vader en diens voorgangers heeft gered toen rebellen N’Djamena naderden?
Heeft hij, voordat hij Barkhane de laan uitstuurt, zich ervan vergewist dat zijn andere strategische ‘partners’, zoals o.a. Rusland, bereid zouden zijn hetzelfde te doen om hem aan de macht te houden?
Is hij zich voldoende bewust van de afhankelijkheid van zijn eigen troepen van de Franse militaire inlichtingendiensten in het geval van een nieuwe aanval van rebellen? De nabije toekomst zal antwoorden geven op al deze vragen.
Intussen zal het Franse leger moeten rouwen om het verlies van een van zijn meest briljante militaire legendes: de historische banden met Tsjaad.

Diplomatiek of militair?
In Frankrijk zijn de reacties op de militaire terugtrekking uit Tsjaad een perfecte illustratie van de bijna permanente spanning tussen diplomaten en militairen, die, als het over Afrikaanse zaken gaat, nog eens extra verergerd worden.
De Franse militairen, zeer gehecht aan hun symbolen en heroïek, klampen zich vast aan herinneringen die zij als ‘prestigieus’ beschouwen. Moderne diplomaten daarentegen hebben meer oog voor de reële geopolitieke veranderingen in de wereld.
Veel hoge ambtenaren aan de Quai d’Orsay (nvdr: het ministerie van Buitenlandse Zaken in Parijs) hadden al lang aanbevolen om de Franse militaire bases in Libreville (Gabon), Dakar (Senegal), Abidjan (Ivoorkust) én N’Djamena te sluiten.
Alleen de basis in Djibouti aan de Rode Zee ontsnapte aan dit herstructureringsproject vanwege zijn strategische positie tegenover het Arabisch schiereiland en de Perzische Golf. Die basis wordt trouwens gedeeld met andere mogendheden (onder andere de Verenigde Staten, China en Japan).
Diplomatie in militair uniform is vaak meer reactief dan die van de Quai d’Orsay. 20 jaar geleden werd dit geïllustreerd na het bombardement van het Franse kamp in Bouaké (Ivoorkust) door de Ivoriaanse luchtmacht. Enkele uren later werden de Ivoriaanse vliegtuigen die bij de aanval waren gebruikt, op de grond in Yamoussoukro vernietigd, tegen het uitdrukkelijke advies van de toenmalige Franse ambassadeur in.
In Tsjaad, in december 2024, verlieten de Franse Rafale-gevechtsvliegtuigen het land nog voor het begin van de terugtrekkingsonderhandelingen, alsof ze ostentatief het einde wilden markeren van een lange militaire geschiedenis. De meningsverschillen tussen topmilitairen en professionele diplomaten werd weer eens duidelijk.
Generaal de Gaulle zou ooit hebben gezegd: “Diplomatie is de kunst om gebarsten tegels oneindig lang te laten liggen”. Waren de Franse militaire bases in Afrika anno 2024 geen gebarsten tegels die er al te lang hadden gelegen?
Christian Bouquet
Christian Bouquet is onderzoeker aan het LAM (Sciences-Po Bordeaux), en emeritus hoogleraar politieke geografie aan de Universiteit Bordeaux-Montaigne.
Dit artikel verscheen op de website van The Conversation op dinsdag 7 januari 2025: https://theconversation.com/les-militaires-francais-au-tchad-la-fin-dune-longue-histoire-246591
(vertaling uit het Frans door Jan Van Criekinge)
Lees of bekijk ook:
- Tchad : les troupes de l’armée française se retirent (France 24) https://www.youtube.com/watch?v=q65jJFXO2zM
- Le Tchad met fin à la coopération militaire avec la France : une décision saluée par des habitants (France 24). Le président tchadien a assuré dimanche 1er décembre 2024 que son pays, le dernier à abriter des forces françaises au Sahel, où Moscou gagne du terrain, avait mis fin aux accords militaires avec Paris. Dans le pays, nombreux sont ceux qui saluent cette décision du gouvernement tchadien. Les précisions de notre correspondant à N’Djamena, Harold Girard. https://www.youtube.com/watch?v=YvpjdCnDgiA
- Françafrique : Jacques Foccart, le prince des ténèbres (Jeune Afrique). De 1960 à 1974, le « Monsieur Afrique » des présidents français tira toutes les ficelles de la Françafrique. Son ombre tutélaire continue d’écraser ses successeurs. https://www.jeuneafrique.com/mag/471170/politique/francafrique-jacques-foccart-le-prince-des-tenebres/
- Débat : pourquoi il serait temps de bâtir un musée de l’histoire coloniale en France (The Conversation, 2023) https://theconversation.com/debat-pourquoi-il-serait-temps-de-batir-un-musee-de-lhistoire-coloniale-en-france-215482
- Idriss Déby et la France : la diplomatie en treillis (The Conversation, 26 avril 2021) https://theconversation.com/idriss-deby-et-la-france-la-diplomatie-en-treillis-159602
- De Serval à Barkhane : le bilan confisqué de dix ans d’interventions militaires au Sahel (The Conversation, 11 augustus 2024) https://theconversation.com/de-serval-a-barkhane-le-bilan-confisque-de-dix-ans-dinterventions-militaires-au-sahel-235063
- Tchad: le président Déby visé par une enquête en France pour des soupçons de bien mal acquis (RFI, 4 juillet 2024) https://www.rfi.fr/fr/afrique/20240702-tchad-le-pr%C3%A9sident-d%C3%A9by-vis%C3%A9-par-une-enqu%C3%AAte-en-france-pour-de-soup%C3%A7ons-de-bien-mal-acquis
Lees verder (inhoud juni 2025)
