Interview met Willeke Van Herreweghe
Je hebt zelf de cimic-opleiding Intercultureel Management gevolgd. Waarom ben je destijds aan die opleiding begonnen en wat heeft je daarin gefascineerd?
Ik ben tijdens Record Store Day in Vooruit in Gent een studente van de opleiding tegengekomen. Ze sprak over volwassen studenten, veel lessen en een kritische blik. Wat mij het meest aantrok was het feit dat er elke week een andere gastdocent aan het woord kwam én dat je ermee in discussie kon gaan. Bovendien heb ik een grote voorliefde voor talen en kan er niet mee leven dat mensen mij in een groep insluiten waarmee ik mag praten volgens de cultuur die me wordt aangemeten op basis van mijn geboorteplaats of waargenomen huidskleur. Toen ik hoorde van een opleiding die net die barrières wil slopen en die beperkingen wil opheffen, leek dat perfect voor mij.
Tijdens het volgen van de opleiding zelf viel me op dat veel docenten hun les aanvatten met: “Ik spreek enkel vanuit mijn vakgebied.” Het feit dat experten hun grenzen benoemden, gaf mij niet minder maar net méér bewondering voor hun verhaal. De onderwerpen die aan bod kwamen, werden bovendien ook gebracht door docenten met een zeer verscheiden achtergrond. Resultaat was dat wat je de ene week leerde, je de volgende week moest uit je hoofd zetten. Dat boeide mateloos! Het denken continu laten wankelen, vind ik moeilijk maar zeer interessant om vanuit een onzekerheid stabiliteit te krijgen.
Daarnaast blijven mij vooral ook de contacten en vriendschappen bij met de medestudenten. We carpoolden gemiddeld een uur en meer naar de lessen vanuit Gent. Ervoor grapten we vaak de dag weg en bedachten we onbestaande concepten als de ‘carbeque’. Erna bespraken we hoe we geraakt waren door het lesonderwerp. Elk van ons had het gevoel dat we dingen konden zeggen, die we in andere contexten en zelfs met dichte vrienden niet altijd kwijt konden. Dat we over bepaalde onderwerpen eens dieper konden gaan dan wat er in de media wordt verteld. Vriendschappen die vandaag verankerd zijn ondanks de fysieke afstand.
Je coördineert nu de opleiding die intussen een andere naam en een andere structuur heeft gekregen. Waarom hebben de hogeschool en de opleiding deze beslissing genomen (of moeten nemen?)
Binnen de hogeschool waren wij een van de enige banaba richtingen waarbij studenten steeds vaker de twee jaren spreiden over meerdere jaren en de complexiteit van het aantal lessen (meer dan 150 per jaar) was niet meer te verenigen was met de beperkte opdracht en het kleine team. Wanneer de vraag kwam om te onderzoeken of een postgraduaat steek hield, zijn we de uitdaging aangegaan vanuit een open houding naar verandering. De idee was: “Als we de vraag ook aan onszelf stellen en het antwoord blijft hetzelfde, dan is het misschien een goed antwoord. Als we een ander geldig antwoord vinden voor waar de opleiding kan op inzetten, dan hoeven we zelf ook niet bang zijn om de veranderende context – mét focus op de eigen identiteit – mee te nemen.” We hebben onszelf de vraag gesteld en we merkten enkele zaken op. Studenten stopten wanneer zij voelden dat ze een bepaalde groei voor zichzelf bereikt hadden. Vreemd genoeg gaven mensen aan dat de opleiding hun deed van sector veranderen en dat de verandering in hun eigen houding wezenlijk was, maar op het diploma zelf werd niet ingezet. Dit gaf spanningen tussen de onderwijscontext van de hogeschool en ook de interactie naar studenten toe. De kanttekening die we plaatsten bij de hervorming, was dat het geen CIMIC-light mocht worden maar een volwaardig nieuwe opleiding met nog steeds voldoende intensiteit ingebouwd om een diepgaande verandering na te streven bij de studenten.
Het bleek een moeilijke evenwichtsoefening. De veelheid aan contacten met interessante en trouwe docenten deden ons vaak twijfelen om keuzes te maken. En toch hebben we die gemaakt. De oefening mondde onder andere uit in het opnieuw centraal zetten van de theorie van transmoderniteit, het uitdenken van een nieuw vak rond het organisatorische niveau en het diversifiëren van een aantal evaluatie- en lesvormen. We zijn dan gekomen tot twee Postgraduaten Interculturele Transitie, gebaseerd op interculturaliteit in België en deze in andere regio’s.
Kan je even toelichten wat er veranderd is?
Nu drie jaar terug hebben Joke, als overblijvende van het originele team, Guido, de vorige coördinator en ikzelf voortgebouwd op het werk van Stan en Helga, oud-CIMIC-studenten die vrijwillig hebben gewerkt binnen de opleiding en synergieën gingen zoeken met andere opleidingen binnen de hogeschool. Deze hebben we eerst praktisch uitgewerkt. Een eerste huzarenstukje. Een interessant neveneffect daarvan was echter dat er meer verschil in profiel van studenten zit in onze lessen – naar etniciteit en opleiding welteverstaan want naar leeftijd, achtergrond, werkveld… was de opleiding al zeer sterk divers van aard.
De grootste verandering echter is er, zoals vernoemd, vorig jaar gekomen toen we van een tweejarige banaba naar twee éénjarige postgraduaten zijn gegaan. Het aantal lessen is daarbij naar beneden gegaan. Daardoor is het voor werkende studenten makkelijker te combineren. Het belangrijkste is dat we inhoudelijk sterk zijn gaan nadenken. Daarbij hebben we intergenerationeel gewerkt naar de vorige generaties medewerkers toe en we hebben hun visie samengebracht met de inbreng van ideeën van huidige gastdocenten en de veranderende samenlevingscontext. Met twee uitgangspunten: ‘Wat moet in de kern en zit in de visie?’ en ‘Waar willen wij precies nog de focus op leggen binnen een werkveld van inclusiviteit en interculturaliteit dat ondertussen sterk is uitgezwermd in België?’
Omdat we nog steeds in nauw contact zijn met de opleiding Interculturele Hulpverlening in Antwerpen en deze opleiding ook als waardevol zien, leek het ons gek om in dezelfde provincie te gaan werken op dezelfde doelgroep. Vanuit de visie dat complementariteit versterkend werkt, zochten we daarom eerder naar waar inclusie voor studenten buiten de hulpverleningssector nog niet voldoende aanwezig was. Van daaruit zijn we gekomen tot een focus op duurzaam vrijwilligerswerk en de zuid-noord-sector voor het ene postgraduaat (Postgraduaat Interculturele Transities Mondiale Context) en interculturaliteit als streefdoel op organisatorisch niveau hier (Postgraduaat Interculturele Transities Belgisch-Europese Context).
Het kernwoord is transitie?
Het kernwoord transitie wordt hierbinnen gezien als een op elkaar inwerken van verschillende deelsystemen en afdelingen om te komen tot een duurzame en verankerde realiteit waarbij de spanningen en moeilijkheden op korte termijn erkend worden. Tegelijk is het lange termijndoel steeds om de innoverende en verrijkende kracht van inclusie te leren zien om net die korte termijn te overwinnen.
“Op korte termijn zijn er conflicten, maar op lange termijn heb je de positieve effecten.”, zegt Gunilla De Graef daarover in een van de lessen.
Leven en werken met mensen die andere deelidentiteiten hebben dan jezelf is nu eenmaal niet makkelijk, maar het voortdurend meer willen begrijpen is een meerwaarde voor je eigen ideeën. Dat aspect zou volgens ons in alle lagen van een organisatie mogen beklemtoond worden.
Concreet geven we studenten in hoorcolleges nog steeds de context mee die de basis vormde waarop de opleiding werkte met o.a. Buber en Levinas als denkers tegenover filosofen uit andere regio’s. We vertrekken vanuit het kaderen van eurocentrische versus niet-eurocentrische concepten, het open samenleven in verschillen, versnelde migratie, met een kritische toevoeging van huidige dekoloniale nieuwe visies vanuit jonge diaspora-stemmen zelf. De negen interculturele competenties, die we baseren op het werk van het vroegere kernteam, blijven erin en geven de opleiding een basisreflectie naar de cultuur van de student zelf.
Vooral het gedachtegoed van het boek ‘Wie is toch die ander?’ van Thierry Verhelst en Marc Colpaert rond transmoderniteit krijgt nu terug een centrale plaats. Waarom is de strikte opdeling traditie versus moderniteit onzinnig? Wat kunnen mengvormen met authentieke en onderscheiden delen ons bijbrengen? Studenten zelf worden daarin actief gevraagd om op basis van vragen van docenten alternatieven aan te reiken binnen de huidige superdiverse Belgische of globale context en het verhaal van de docent aan te vullen.
Tot slot plaatsen we in de transitie-leerlijnen een persoonlijke groei vanuit de eigen cultuur centraal. Van daaruit kunnen we verder zoeken naar de combinatie met een groei van de eigen – soms erg witte of traditionele – organisatie naar een nieuwe vorm die zich opener en meer relevant kan opstellen naar de werkelijkheid.
Er is dus wel degelijk heel veel veranderd en toch trachten we de ziel van de opleiding te behouden. We kunnen enkel hopen dat we daar in slagen.
Voor wie is deze nieuwe ‘format’ bestemd en wat heeft het nieuwe postgraduaat als uiteindelijke doelstelling?
Voor mensen uit verschillende sectoren: zowel privaat , non-profit als overheidssectoren die het gevoel hebben dat ze zelf nog veel te leren hebben in dit verhaal. In se zou dat iedereen mogen zijn want in dit onderwerp is het bijleren nooit ‘af’. Specifiek is echter dat studenten dit ook graag toepassen op de identiteit van hun organisatie of sector, het niveau net boven hun persoonlijke identiteit. We benoemen dat als ‘gangmakers die als change agent in een organisatie willen werken’. ‘Mensen zijn in beweging, systemen zijn verstard’, zegt de Nederlandse Rotmans daarover. We hopen dus dat onze studenten dat verstarde een heel klein beetje mee kunnen laten bewegen. Zoals eerder vernoemd, mensen met een duidelijke interesse in bijscholing van het hulpverleningsprofiel zijn zeker welkom, maar in de realiteit verwijzen we hen op basis van een gesprek toch vaker door naar de opleiding in Antwerpen.
Je hebt een grote liefde voor Afrika. Je bent ook erg met dat continent verbonden. Hoe ervaar jij ‘interculturaliteit’ in de praktijk?
Ik had veel gereisd, maar tot mijn 30ste nog nooit vrijwilligerswerk gedaan in het buitenland. De twijfel zat er altijd al in. Na het volgen van de opleiding wist ik ineens niet meer of ik daar in het Zuiden wel nodig was. Anderzijds wilde ik zelf ervaren wat er precies aan de hand was. De opleiding heeft in mijn manier van kijken een sterke invloed gehad. Door toeval kreeg ik de kans om als financieel coördinator te gaan werken in een kleine ngo in Tanzania. Na veel nadenken heb ik toch beslist om daar 7 maand te gaan werken. Ter plaatse voelde ik initieel niet meteen een shock. Ik voelde me vooral thuis. Mensen vinden me hier bijvoorbeeld altijd te laat of chaotisch, ginder kon ik gewoon het ritme volgen van iets wat ik ervoer als ‘op tijd’. Op zich was dat voor mij dé grote schok: dat ik me ergens ver van mijn echte thuis, thuis voelde. Ook de ngo zelf was een perfecte match. De oprichtster woonde er al lang en kende de taal ook. Een verademing dat Engels niet de voertaal hoefde te zijn en dat de connectie met mensen zo dieper kon gaan. Het heeft me aangezet om daar ter plaatse en sinds twee jaar ook hier in België Swahili te leren. Een taal die ongelooflijk interessant en fijn is om te spreken. Door een ander toeval ben ik later in België opnieuw in contact gekomen met Tanzania en heb ik er innige banden mee gekregen. Sindsdien ga ik er jaarlijks ook terug. Ik heb er een tweede familie bij die ik niet zou kunnen missen.
Veel landen van Afrika ken ik jammer genoeg niet. De liefde voor het continent beperkt zich tot kennis over enkele landen zoals Tanzania, maar ook Congo (door de band met België) en Nigeria. Ik ben een ongelooflijk grote fan van Chimamanda Ngozi en Sophie Oluwole. Het geeft het me de indruk dat Nigeriaanse vrouwen en de Yoruba cultuur een inspirerend voorbeeld kunnen zijn voor het opvoeden van mijn zoontje vanuit een modern feministische blik. Ik vrees dat ik momenteel te weinig tijd heb voor het uitdiepen van die visie, maar ik houd het steeds in het achterhoofd en blijf op zoek gaan naar kleine momenten tussendoor om hier iets over te leren.
Je leert Swahili?
In contacten met mensen tijdens mijn vrijwilligerswerk en de innige banden die erna blijven bestaan, is interculturaliteit iets wat ik soms meeneem en soms ook aan de deur laat. Tijdens vrijwilligerswerk viel me wel op dat ik telkens als ‘mzungu’ werd aangesproken en deze status ook nergens kon wegstoppen. Talen zijn zeker een opening naar meer diepgaande communicatie en overwinnen barrières in het ontmoeten van onbekenden. Elke keer ik ‘mzungu’ hoorde, was het een startpunt van een gesprek in Swahili die vaak een glimlach meebracht. Omgekeerd kon ik er ook niet omheen dat ik vaak economisch meer middelen had dan de mensen waarmee ik samenwerkte. Echter in persoonlijke context probeer ik mijn vrienden en familie vooral te zien als mensen die ik niet voldoende begrijp en waarvan ik steeds meer wil leren. Daar is soms tijd en ruimte om vragen te vragen te stellen. Ik tracht de stereotyperingen binnen mijn eigen leven voortdurend te ontkrachten en zoveel mogelijk vragen te stellen bij wat ik niet begrijp. Zij maken van mij een beter persoon en zorgen
ervoor dat ik zoek naar wat zij belangrijk vinden. Grote uitdagingen zijn de impliciete verschillen tussen de manier waarop je kijkt naar de realiteit of naar je eigen acties. Maar de allergrootste barrière die ik ervaar ligt bij de ongelijkheid in toegang tot het reizen en de mobiliteit. Ik kan wel op bezoek gaan met een visum dat voor mij betaalbaar is en dat ik op maximaal drie uur kan verkrijgen. Omgekeerd is die officiële toestemming of mogelijkheid in hun leefsituatie er niet altijd. Daar word ik droef maar vooral kwaad van! Het grootste geschenk van hen is dat ze mij telkens weer omarmen en mij de mogelijkheid geven om mezelf te zijn, zonder oordeel. Dat ik daarvan leer, kan ik niet genoeg beklemtonen.
Wat is je hoop voor de toekomst?
Eén hoop meegeven is moeilijk, omdat dit elke keer sterk wijzigt. Het centrale thema is: liefde voor mensen, voor de natuur en de grassprietjes van hoop die zichtbaar zijn in het dagelijks leven.
Er is wel eentje die er momenteel bovenuit steekt. Ikzelf ben erg geïnspireerd door jonge mensen uit diaspora-groepen die zelf meer en meer het woord opeisen en daardoor over zichzelf kunnen praten in plaats van over zichzelf te laten praten. Ze geven een eigen stem aan het gevoel, maar daar blijft het niet bij. Er is nu eindelijk ook een beweging naar onderzoek, visies en oplossingen die vanuit de marge naar de mainstream-kanalen komen. Dit geeft mij het gevoel dat er een extra duw komt in de richting van een volwaardige dialoog omdat je vanuit meer gelijkwaardige posities praat. Het geeft ook aan mezelf als witte vrouw een mogelijkheid om de ongemakkelijkheid aan de lijve te ondervinden die mensen uit onderdrukte groepen hun hele leven ervaren omdat het nu ook over mijn huidskleur gaat en niet enkel over ‘de ander’. Mijn hoop is dus dat we die stemmen meer en meer gaan horen en dat de polarisering daarrond langs beide kanten niet de bovenhand krijgt. Hopelijk geraken we in een veilige omgeving voorbij misverstanden en ongemakkelijke momenten tot meer en verschillende inzichten. Deze inzichten dragen zoveel vreugde en vernieuwing in zich.
Ik hoop dat de opleiding een van de platformen kan zijn voor die nieuwe stemmen en dat ze veiligheid kan creëren om over huidskleuren, talen, status, leeftijd, achtergrond… een genuanceerd gesprek te hebben over moeilijke splijtzwammen en verbindende thema’s.
We trachten binnen de opleiding te werken vanuit een practice what you preach-mentaliteit waarbij we steeds in het oog houden dat we zelf ook doen wat we proberen aan te reiken. Niet makkelijk om je geijkte denkkaders te verlaten maar wel belangrijk.
Tot slot hoop ik dat elke student of persoon die geïnspireerd wordt rond dit thema – binnen of buiten de opleiding – de zoektocht naar meer begrip nooit opgeeft en alert blijft voor de betekenis achter een stereotype dat hij/ zij of de omgeving heeft. Daarvoor heb je voldoende verbeelding nodig. Iets wat Marc bijvoorbeeld bespreekt in zijn boek ‘Where two seas meet. Imagination: the key to intercultural understanding’.
De sleutel tot open samenleven vergt dus vooral veel energie: “Never stop understanding.” (Gelezen op de muur in een kamer in het Klein Kasteeltje). Maar jezelf en je eigen gevoeligheden overwinnen, dat is net de grootste winst die je kan maken.
Mensen die graag meer willen horen over de inhoud van de opleiding of oud-studenten die een van de afzonderlijke modules uit het aanbod willen volgen, kunnen terecht in onze sofa op een van de infodagen: https://www.thomasmore.be/kom-kennismaken of ons gewoon mailen op cimic-opleidingen@thomasmore.be.