Redactioneel 64
Er wordt wereldwijd betoogd. We waren met honderdduizend in Brussel, met honderdvijftigduizend in Den Haag om een rode lijn te trekken, om Israël een definitieve halt toe te roepen bij het bloedvergieten in Gaza. We bezochten ook de Palestijnse hongerstakers in het House of Compassion en beseften in een cirkel van stilte hoe verschrikkelijk het leed is, voor ieder weldenkend en voelend mens van welke etnische, filosofische, religieuze origine dan ook.
Je voelt ook het oog dat over je schouder meekijkt terwijl we dit schrijven. We hoeven na deze reflecties er niet meer aan te denken het ‘heilig land’ nog ooit te bezoeken. Het was de droom van onze ouders en voorouders.
Het geboortedorp van Joshua is bezet en metaforisch besmet gebied. Deze keer niet door Romeinen, maar door een dictatoriale joodse regering, waar het ‘eigen volk’ geen vat meer op heeft.
Eerst klonk het ‘Gaza’, vervolgens ‘de Westelijke Jordaanoever’, daarna werd er gefluisterd ‘Libanon’, ‘Syrië’, vervolgens werd er geroepen: ‘Iran, het is Iran!’ Alleen als de regering in Iran verdwijnt, heeft Israël een kans, zo luidt het discours. Daarom moet er olie op het vuur en moeten er bommen op Teheran.
‘Men’ heeft uiteraard niets tegen de inwoners van Teheran, maar ze worden verzocht te vertrekken. Israël zal helpen hun regering te doen vallen zodat de Iraniërs nadien in vrede kunnen leven.
Maar zeker is alleen dat de Iraniërs die het hebben gehad met hun eigen regime, nu geen Netanyahu-regime nodig hebben, en liefst van al geen bommen. Het is duidelijk dat de leiders van de twee staten elkaar spiegelen: de ‘andere’ moet verdwijnen.
De vraag was of de VS zou interveniëren. Leider Trump vroeg aan de wereld (8 miljard mensen) twee weken bedenktijd. Maar zondagmorgen 22 juni kregen we bij het ontbijt te horen dat ‘het’ al gebeurd was. We waren even verrast als bij het nachtelijke bombardement van Bagdad in 2003 door de regering van George W. Bush.
De naam van de operatie was deze keer niet mis te verstaan: ‘Midnight Hammer’. Maar wat nu? Verder luisteren naar deskundigen, onze vijf procentnorm halen voor NAVO-doeleinden, spreken in termen van ‘enerzijds – anderzijds’, hopen dat het geen nucleaire oorlog wordt, dat het allemaal toch niet te dichtbij komt, enzovoorts. Het leven of ons leven moet toch verder gaan?
Op 11 juni lazen we in de Frankfurter Allgemeine nog een oproep van David Harel, professor aan het Weizmann-instituut voor wetenschappen in Rechovot en voorzitter van de Israëlische Academie van Wetenschappen. Dat was vóór Teheran werd gebombardeerd.
Hij verwijst daarin naar twee wijdverspreide narratieven waartegen met alle kracht moet worden opgetreden – waar dan ook. Het eerste is: “Joden moeten verdwijnen”, het tweede is: “De staat Israël moet verdwijnen”. Maar er is een derde narratief dat hij wel beaamt en waarbij hij iedereen oproept om zich ervoor in te zetten. Dat narratief luidt: “De huidige Israëlische regering moet verdwijnen”.
Harel schrijft: “Met een even grote beslistheid pleit ik ervoor het derde narratief ernstig te nemen. Zoals vele medeburgers in Israël verplicht ik mij ertoe om alles te doen wat in mijn macht ligt om een wissel van deze regering, die in dit land al veel te lang aan de macht is, mogelijk te maken. Dit is een vereiste om een einde te stellen aan onze rampzalige situatie…”
Al lang smeekt ook de bevolking van Iran om vrede, ze hunkert naar een ‘normaal’ leven met een ‘normaal regime’. Maar is gered worden door de vijand(en) een optie? Irak en Libië hebben bewezen dat het niet voldoende is om alleen maar regeringsleiders uit te schakelen.
Voor het Iraanse regime is er momenteel geen alternatief. Als het regime toch zou instorten, dreigt totale anarchie. De zoon van de vorige sjah, die nauwe banden heeft met Netanyahu en wellicht een nieuwe monarchie zou wensen, is niet geliefd en niet gewild, tenzij door sommigen in de diaspora. Netanyahu zelf heeft ook geen plan ‘na Gaza’.
Voor Iran is de hele toestand zo complex geworden, zo verwarrend en beangstigend, dat alleen een gedicht van Hafiz troost brengt. Ik vermoed dat Netanyahu zich zozeer met macht, geld en wapens bezighoudt, dat elke vorm van dialoog – vooral een interculturele – in hem al is gestorven.
De middeleeuwse poëet, mysticus en weerbarstige Hafiz (1320-1390) is voor elke Iraniër de lievelingsdichter bij uitstek. Hij wordt meer geraadpleegd dan de Koran.
Zowel in tijden van vreugde als van verdriet neemt men zijn Diwan-gedichten ter hand, men opent blindelings het boek en leest het betreffende gedicht (in rijmend Farsi) als een wegwijzer, een pad naar de Liefde, ‘de Geliefde’.
Zelfs Goethe – ook een lievelingsdichter van Iraniërs – bezong Hafiz in zijn ‘West-Östlicher Divan’. Maar nu, 200 jaar later, zijn West-Oost en Oost-West-gedichten schaars.
Bij de onvertaalbare Hafiz is elke regel een boodschap en een metafoor. Op Hafiz moet je ‘kauwen’. Iraniërs doen dat en ze houden er zich al 700 jaar mee overeind. (Als je de Perzische cultuur waarop Hafiz zich beroept, meerekent, gaat het over enkele millennia.)
Zelfs Djengis Khan en Timoer Lenk hebben tijdens hun slachtpartijen deze cultuur niet kunnen vernietigen. Ook de islamboodschap kreeg een eigen sjiitische vorm en inhoud. De Iraanse mens adapteert, maar breekt niet.
De volgende ‘ghazal’ (naar een Engelse vertaling van Elizabeth T. Gray) kwam ons bij het openen van de bundel Diwan-gedichten tegemoet. Bij enkele regels blijven we hangen:
“De dagen van het één worden zijn voorbij. Laat ze een vreugdevolle herinnering zijn.
Waar is die amoureuze blik? Waar is de blaam?
Wat kan het hart van de vijand ontdekken in het gezicht van mijn geliefde?
Daar is die dode lamp, hier het licht van de zon.
Verlang niet naar rust en slaap bij Hafiz, O vriend.
Wat is rust? Wat is geduld? En waar is slaap?”
Voor de CIMIC-kernredactie,
Marc Colpaert
Jan Van Criekinge
Pascal Blancquaert
Koen Stuyck
Lees verder (inhoud juni 2025)
