Natuurbescherming en geloof

In het nationale park ‘Amber Mountains’ in het noorden van Madagaskar, beschouwen lokale mensen een van de watervallen op grote hoogte als een heilige plaats, in de overtuiging dat de geesten van hun voorouders in de bomen, het water en de rotsen wonen.

Volgens hen bewoonden ze ooit de hele regio van Antsiranana, maar werden de geesten geleidelijk teruggedreven naar de Amberbergen toen de bossen in de omgeving werden gekapt om houtskool te maken of landbouwgrond te creëren. Binnen het nationale park leidt een kleine loopbrug en uitkijkplatform naar de waterval, met geïllustreerde mededelingen om de betekenis van de site uit te leggen en bezoekers aan te sporen deze met respect te behandelen.

IJsvogels schieten vanuit de omringende bomen het water in en de kliffen erboven zijn dik begroeid met varens. Buurtbewoners maken nog steeds een pelgrimstocht om de geestelijke voorouders te vragen om vitaliteit, vruchtbaarheid en zuivering, terwijl andere Malagassische of buitenlandse bezoekers vogels komen zoeken of gewoon komen om te picknicken. Geen van deze activiteiten lijken onverenigbaar met elkaar.

In het uiterste noorden van Malawi strekt het nationale park ‘Nyika’ zich uit over 3.000 vierkante kilometer en bevat het grootste ‘bergeiland’ in Afrika bezuiden de Sahara – een hoogvlakte die oploopt tot meer dan 2.600 meter, waar een extreem rijke populatie wilde dieren leeft, waaronder verschillende soorten die nergens anders op aarde voorkomen.

Toen de Malawische regering het park in 1978 uitbreidde, lijfde het verschillende locaties in die voor de lokale bevolking heilig blijven, waaronder een berg, een meer en een waterval die allemaal worden gebruikt als plekken om te bidden voor regen in tijden van droogte. In eerste instantie sloten de regels van het park de lokale bevolking uit van toegang tot deze sites.

Maar stamhoofd Chikulamayembe protesteerde namens zijn volk en de voorschriften werden versoepeld, zodat ze de sites nu kunnen gebruiken wanneer ze maar willen. De behoeften van deze geloofsgemeenschap zijn op geen enkele manier onverenigbaar gebleken met de bescherming van een uniek ecosysteem.

Een hooglandplateaulandschap in het nationaal park Nyika in het noorden van Malawi (foto: Thomas Wagner, Wikipedia).

Tegenwoordig verliest de wereld planten- en diersoorten sneller dan ooit tevoren, grotendeels vanwege onze menselijke acties. De Conventie van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit (CBD) grijpt deze crisis aan door landen aan te moedigen om het effectieve beheer van beschermde gebieden tot stand te brengen en te verbeteren om veilige havens te bieden voor wilde natuur door middel van een ambitieus werkprogramma voor beschermde gebieden.

Leren samenleven met de rest van de natuur stelt ons voor een enorme uitdaging, waarvoor niet alleen technische oplossingen nodig zijn, maar wat nog belangrijker is, een diepgaande verschuiving in onze eigen houding en filosofie.

Alles onder de schepping: Akwe-Kon

De banden tussen het natuurlijke en het spirituele bieden een directe manier om deze verandering aan te pakken. De CBD heeft dit onder meer erkend door de Akwe Kon-richtlijnen op te stellen voor het beoordelen van ontwikkelingen op heilige plaatsen. De Wereldcommissie voor Beschermde Gebieden is zich ook terdege bewust van deze relatie en heeft een speciale task force voor culturele en spirituele waarden in beschermde gebieden, die richtlijnen opstelt voor een evenwichtig beheer van dergelijke gebieden.

En de religies zelf hebben gereageerd door middel van een reeks belangrijke verklaringen en acties ter ondersteuning van gezond milieubeheer. Regeringen erkennen ook het belang van deze kwesties. Zo biedt de Canadese National Parks Act bijvoorbeeld toegang voor spirituele of ceremoniële doeleinden aan inheemse volkeren.

Vaak is er een gemeenschappelijk belang van geloofsgroepen en natuurbeschermingsorganisaties met betrekking tot het beheer van land en water, ook al is dit niet altijd onderkend. Omdat er veel religies zijn, met verschillende en soms tegenstrijdige overtuigingen, is deze relatie niet gebaseerd op een enkel dogmatisch principe, maar in plaats daarvan op een reeks trends en tendensen in de manier waarop zowel leden van religies als natuurbeschermers naar de natuurlijke wereld kijken. Dergelijke wereldbeelden zijn complex en evolueren voortdurend.

Wat is heilig en wat niet

Laat ons bij wijze van voorbeeld het concept ‘heilig’ onder de loep nemen. Het woord heeft verschillende betekenissen, sommige zijn specifiek gekoppeld aan een plek die wordt geassocieerd met een godheid, hoewel het woordenboek ook meer algemene interpretaties bevat zoals “(..) toegewijd of gereserveerd of toegeëigend aan een persoon of doel”.

In de praktijk kan ‘heilig’ worden gebruikt in verwijzing naar een van de zogenaamde mainstream religies, naar een veelvoud aan kleinere religies en misschien ook meer in het algemeen naar plaatsen die een bijzonder belang hebben voor gemeenschappen, groepen of zelfs individuen.

De volledige betekenis van de term ‘heilig’ stelt al millennia lang denkers op de proef, inclusief filosofen die binnen bepaalde religieuze of spirituele kaders werken en, zeldzamer, degenen die op zoek zijn naar overkoepelende thema’s die veel verschillende spirituele concepten verenigen.

Pogingen om te begrijpen wat het concept voor de samenleving betekent, zijn afkomstig van mensen die de letterlijke waarheid van bepaalde geloofssystemen zowel aanvaarden als verwerpen – we zouden bijvoorbeeld geschriften van vrome soefi-wijzen en christelijke mystici kunnen vergelijken met die van vroege psychoanalytici die religieus geloof beschouwden als een artefact, of politieke activisten die de politieke rol van de georganiseerde religie benadrukken.

Er zijn ook enkele overzichtsanalyses geweest, zoals de baanbrekende studie van de psychologie van religie door William James, On the Varieties of Religious Experience’.

Anderen volgden een minder academische benadering en trachtten in plaats daarvan sleutelconcepten te destilleren door te putten uit heilige geschriften uit vele bronnen: The Perennial Philosophy van de eclectische romanschrijver en essayist Aldous Huxley is een bekend voorbeeld. Omdat de betekenis van de heiligheid varieert afhankelijk van de meningen en overtuigingen van bepaalde culturen en individuen, is het onmogelijk om universele overeenstemming te bereiken.

De directeur van het beschermde gebied legt de betekenis uit van de heilige waterval in Amber Mountain National Park, Madagaskar (foto: WWF).

Gelukkig hoeven we niet alles te begrijpen van het concept van heilig om rekening te houden met de betekenis ervan in het dagelijks leven, ook voor het beheer van land- en watergebieden die waarde hebben voor bepaalde geloofssystemen. Maar we moeten het in grote lijnen eens worden over wat heiligheid in deze context zou kunnen zijn.

Hieronder kijken we naar drie kwesties: heilige natuur; heilige soorten en heilige natuurgebieden (zie afbeelding). We kijken dan meer in het algemeen naar de relatie van zowel traditionele als reguliere religies tot de natuur.

De relatie tussen reguliere religies en de natuur

Hoewel er een ontelbaar aantal verschillende religies en geloofssystemen in de wereld is, behoren de meeste mensen tot een van de zogenaamde ‘mainstream religies’, bestaande uit elf verschillende spirituele geloofssystemen: in alfabetische volgorde: Baha’i, boeddhisme, christendom, taoïsme, hindoeïsme, jaïnisme, jodendom, islam, shintoïsme, sikhisme en zoroastrisme.

Van deze domineren er momenteel twee, waarbij meer dan de helft van de wereldbevolking verklaart christen of moslim te zijn, hoewel er in beide veel verschillende tradities zijn, soms met zeer uiteenlopende interpretaties van hun geloof.

Omgekeerd behoren de meeste heilige plaatsen die zich momenteel in beschermde gebieden bevinden, zoals dewelke erkend door de IUCN (Internationale Unie voor de Bescherming van Natuur), waarschijnlijk tot religies met relatief weinig aanhangers.

Discussies over het verband tussen beschermde gebieden en religies hebben de neiging zich voornamelijk te richten op inheemse volkeren en traditionele spirituele overtuigingen. Omdat beschermde gebieden meestal in vrij natuurlijke landschappen liggen, kunnen ze inderdaad een onevenredig aantal heilige natuurgebieden bevatten.

Hoewel deze rol duidelijk buitengewoon belangrijk is, is het slechts een deel van een groter beeld van de relatie tussen geloof en natuur. Alles bij elkaar genomen zijn de elf belangrijkste geloofsovertuigingen van de wereld misschien wel de grootste individuele investeerdersgroep ter wereld en vrijwel zeker de grootste landeigenaar. Ze worden van nature ook gedreven door waarden met een sterke ethische component.

De relatie van de belangrijkste religies met de natuurlijke wereld, de principes van instandhouding die ze hanteren en hun band met de beweging om een ​​wereldwijd netwerk van beschermde gebieden te creëren, is daarom buitengewoon belangrijk.

De relatie tussen de natuur en het heilige varieert enorm tussen en binnen religies. Soms worden ze geaccepteerd als centrale leerstellingen van het geloof, terwijl in andere gevallen een direct verband tussen soort en religieus geloof als weinig meer dan folklore wordt beschouwd en door religieuze autoriteiten wordt afgekeurd, of zelfs als afgoderij of ketterij wordt afgewezen.

Op het gevaar af te over simplificeren, kunnen de meest voorkomende religies worden onderverdeeld in twee brede filosofische stromingen. Degenen die afkomstig zijn uit het Indische subcontinent, China en Japan (boeddhisme, taoïsme, hindoeïsme, jaïnisme, shintoïsme, sikhisme en zoroastrisme) beschouwen de natuur allemaal als een essentieel aspect van het goddelijke dat daarom met eerbied moet worden behandeld.

Soms manifesteert dit zich als een vrij strikte vorm van bescherming, zoals in sommige tradities in het jainisme, boeddhisme en hindoeïsme, terwijl in andere de eerbied actieve uitbuiting niet uitsluit.

De relatie van de drie monotheïstische religies (christendom, jodendom en islam) met de natuur is daarentegen steeds variabeler geweest. De sterke afkeer van afgoderij betekende dat het concept van heilige soorten of heilige plaatsen werd verworpen, in sommige gevallen tamelijk gewelddadig. Christelijke missionarissen hebben bijvoorbeeld, in overeenstemming met hun pogingen om gemeenschappen te bekeren, soms opzettelijk heilige bomen of bossen vernietigd.

Elf grote religies presenteerden op 15 november 2000 26 “heilige geschenken voor een levende planeet”. Onder leiding van de toenmalige koning en koningin van Nepal.

Beheersen en domineren

Als gevolg daarvan is er een zekere mate van controverse ontstaan ​​over de benadering van de natuur door de belangrijkste monotheïstische religies. In 1967 gaf Lynn White (een belijdend christen) in een beroemd artikel in Science de schuld aan deze religies, in het bijzonder het christendom, voor het mee veroorzaken van milieuvernietiging.

Hij voerde aan dat westerse, individualistische levensstijlen hebben geleid tot een ‘neoklassiek economisch paradigma’ van consumentisme dat schadelijk is geweest voor de natuurlijke wereld. De natuurlijke omgeving wordt beschouwd als Gods schepping voor de mensheid en daarom hebben christenen (maar ook joden en moslims) de neiging om de natuur te gebruiken en te misbruiken, aangezien deze werd beschouwd als door God verschaft om hen te dienen bij hun wereldse bezigheden.

In alle drie deze religies hebben mensen de neiging ernaar te streven om meer naar ‘Gods beeld’ te gaan en daarom hebben ze in veel opzichten doelbewust afstand genomen van de natuur, die ze in plaats daarvan hebben geprobeerd te beheersen en te domineren.

Whites kritiek kreeg een sterke respons, vooral van het christelijk geloof dat het belangrijkste doelwit van zijn kritiek was geweest. In de daaropvolgende jaren werden door religieuze leiders een aantal uitspraken gedaan over het milieu. Zo brachten paus Johannes-Paulus II en patriarch Bartholomeus I in 2002 een gezamenlijke verklaring uit over het belang van de bescherming van ons milieu: “Respect voor de schepping komt voort uit respect voor het menselijk leven en de waardigheid. Op basis van onze erkenning dat de wereld door God is geschapen, kunnen we een objectieve morele orde onderscheiden waarin we een code van milieuethiek kunnen formuleren. In dit perspectief hebben christenen en alle andere gelovigen een specifieke rol te spelen bij het verkondigen van morele waarden en bij het opleiden van mensen in ecologisch bewustzijn, wat niets anders is dan verantwoordelijkheid jegens zichzelf, jegens anderen, jegens de schepping ”.

In maart 2005 hield de aartsbisschop van Canterbury een krachtige toespraak over de noodzaak voor de kerk om zich meer met milieukwesties bezig te houden: “Sociale ineenstorting is een reële mogelijkheid. Als we het hebben over een milieucrisis, moeten we niet alleen denken aan de toenemende armoede en sterfte, maar ook aan wrede en onhoudbare conflicten.”

Wat nog belangrijker is, is dat in de loop van de tijd enkele praktische reacties zijn ontstaan ​​in termen van het aanpakken van instandhoudingsproblemen. In de westerse geloofstraditie zou in ieder geval kunnen worden gezegd dat het belang van de natuur in de loop van de tijd is afgenomen, maar misschien nu weer toeneemt.

Verkeerde interpretatie

Het christendom leert dat de hele schepping een liefdevolle daad van God is en dat de mensheid Gods scheppingen niet mag vernietigen zonder het risico zichzelf te vernietigen.

In de Bijbel zegt het boek Prediker in hoofdstuk 3, vers 19: “Want het lot van de mensenzonen en het lot van de dieren is hetzelfde; zoals de een sterft, zo sterft de ander. Ze hebben allemaal dezelfde adem, en de mens heeft geen voordeel ten opzichte van de beesten; want alles is ijdelheid.” Christus zei echter ook dat mensen belangrijker waren dan dieren, bijvoorbeeld in het evangelie van Lucas (12: 7): “… je bent meer waard dan vele mussen”.

Veel christenen geloven tegenwoordig dat een verkeerde interpretatie van deze en soortgelijke uitspraken heeft geleid tot een devaluatie van het belang van de natuur en onze verantwoordelijkheid voor de bescherming ervan. Of zit de invloed van de vroege moderniteit er voor iets tussen?

In de twintigste eeuw vierde het utilitarisme hoogtij en de wetenschap was nog te gebiologeerd door haar eigen vooruitgang om de samenhang te zien tussen alles. Pas met het rapport ‘Grenzen aan de groei’ in 1972 van de Club van Rome kwam er tegenkanting.

Het Rapport van de Club van Rome uit 1972 (Foto: Spectrum Uitgeverij).

Er zijn verschillende belangrijke uitspraken gedaan door christelijke leiders met betrekking tot het milieu, die hebben geprobeerd hun theologie en op hun beurt hun praktijk te herzien of opnieuw te onderzoeken als gevolg van de ecologische crisis.

De orthodoxe Kerk publiceerde bijvoorbeeld in 1990 een belangrijk document, ‘Orthodoxie en de ecologische crisis’. In 1991 werd een belangrijke verklaring afgelegd door paus Johannes-Paulus II, waaruit het volgende werd afgeleid: beide teksten wijzen op de noodzaak van een meer internationaal gecoördineerde aanpak van het beheer van de aardse goederen. In veel gevallen overstijgen de effecten van ecologische problemen de grenzen van individuele staten; daarom kan hun oplossing niet alleen op nationaal niveau worden gevonden.

De huidige paus Franciscus kwam in 2015 met de eerste encycliek ‘Laudato Si’ die gewijd was aan ‘de zorg voor ons gemeenschappelijk huis’. Hij was de eerste paus die een encycliek wijdde aan de zorg voor de planeet.

Ondertussen zijn er diverse christelijke groeperingen ontstaan ​​met een bijzondere focus op natuurbehoud. Zo richt de A Rocha-organisatie, momenteel actief in 19 landen, zich zowel op praktisch natuurbeschermingswerk als op beleids- en educatieve initiatieven. De ontwikkeling van centra voor veldonderzoek is een bijzonder initiatief geweest in verschillende nationale groepen.

Sommige groepen werken specifiek aan kwesties die verband houden met beschermde gebieden. A Rocha Czeck voert bijvoorbeeld monitoring uit in Orlické Záhori, een moeras- en graslandgebied van 904 hectare in Oost-Bohemen dat het leefgebied is van bedreigde kwartelkoningpopulaties; in Zuid-Afrika heeft de A Rocha Interest Group van West-Kaap een maandelijkse bijeenkomst gehouden voor het ringen van vogels in het Rondevlei-natuurreservaat in Kaapstad; en in Ghana richtte de groep het Mognore-Murugu Community Natural Resources Management Project op, in samenwerking met twee van de zevenentwintig gemeenschappen die rond het Mole National Park in het noorden van Ghana wonen.

Op filosofisch en cultureel niveau is de belangrijkste uitdaging het stimuleren van een verschuiving in de perceptie van onze eigen rol als onderdeel van de natuur in plaats van iets geheel los van de natuurlijke wereld.

Hoewel een paar samenlevingen dit begrip nog steeds aanhouden, doen velen dat niet. Impliciet in de erkenning van onze integrale plaats in de ecologie van de planeet is de bijbehorende verantwoordelijkheid om het ecologische evenwicht niet te vernietigen door onze eigen acties.

Biodiversiteit wordt in toenemende mate erkend als een belangrijk onderdeel van het unieke karakter of de waarde van een land (foto: Radbout Universiteit Nijmegen).

Het vertragen en stoppen van de achteruitgang van natuurlijke habitats en biodiversiteit is een cruciaal onderdeel van deze verantwoordelijkheid, die een reeks acties vereist op alle niveaus van de samenleving en in zowel natuurlijke als culturele landschappen. Hiervan is het belangrijkste instrument dat momenteel beschikbaar is het creëren van officiële en niet-officiële beschermde gebieden die een toevluchtsoord kunnen bieden aan de wilde natuur.

Beschermde gebieden zoals nationale parken en natuurreservaten zijn de hoekstenen van bijna alle nationale en internationale beschermingsstrategieën. Ze fungeren als toevluchtsoorden voor soorten en ecologische processen die niet kunnen overleven in intens beheerde landschappen en zeegezichten. Ze bieden ook ruimte voor natuurlijke evolutie en toekomstig ecologisch herstel, bijvoorbeeld door soorten in stand te houden totdat het beheer buiten parken wordt aangepast om hun bestaan ​​in het wijdere landschap mogelijk te maken.

Hoewel beschermde gebieden tegenwoordig vaak primair worden aangelegd om de biodiversiteit te beschermen, profiteren mensen ook van veel praktische voordelen, bijvoorbeeld van het genetisch potentieel van wilde soorten, de milieudiensten van natuurlijke ecosystemen, de recreatiemogelijkheden die worden geboden door natuurgebieden en het toevluchtsoord dat dergelijke gebieden kunnen bieden aan traditionele en kwetsbare samenlevingen, waaronder veel inheemse volkeren.

Er staan ​​ook minder tastbare waarden op het spel. Biologische diversiteit wordt in toenemende mate erkend als een belangrijk onderdeel van het unieke karakter of de waarde van een land, vergelijkbaar met waardevolle culturele sites, inclusief die met betekenis voor religies.

Hoewel erkenning over het algemeen langer heeft geduurd, hebben beschermde gebieden zoals Yosemite in Californië of de Masai Mara in Kenia dezelfde weerklank in het bewustzijn van een land als bijvoorbeeld de Taj Mahal, de Notre Dame-kathedraal of de schilderkunst.

Koen Stuyck


Dit essay is grotendeels gebaseerd op een rapport van ARC (Alliantie van Religies en Conservatie), Equilibrium en WWF uit 2005.

Dit vind je misschien ook leuk...