‘De wonde, en het recht op kwetsbaarheid’
Op maandag 29 april was Christine Gruwez te gast bij het CIMIC-café@deZondvloed in Mechelen. Marc Colpaert maakte een samenvatting van deze boeiende lezing over haar boek ‘De wonde, en het recht op kwetsbaarheid’, dat binnenkort ook in Nederlandse vertaling verschijnt.
De wonde die we met elkaar delen
Het boek dat ik vandaag voorstel, gaat over de wonde en het recht om kwetsbaar te zijn. We leven in een wereld en zelfs dichtbij in een omgeving waar de polarisatie steeds dieper snijdt en extremer wordt.
Steeds meer mensen kunnen zich niet meer bij hun naaste vrienden uitspreken over wat er in hen leeft. Met als gevolg dat je in bepaalde omstandigheden jezelf afvraagt of je wel correct bent, of het wel klopt wat je binnen in jezelf voelt. Men gaat zichzelf wat dat betreft in vraag stellen.
Het omgevingsklimaat schijnt steeds meer te zeggen dat je moet oppassen voor wat je zegt. We komen dan op een moment waarop we ons bijna gedwongen voelen om wat er in ons leeft voor onszelf te bewaren. Maar eigenlijk kan dat niet. Echt niet.
Ik verwijs bijvoorbeeld naar kinderen die voortdurend willen vertellen wat er in hen omgaat. Eigenlijk gaat het over dat kind in onszelf dat nog steeds vrij wil spreken, maar daar door een samenleving voor wordt gewaarschuwd en onzeker wordt gemaakt.
Een gepolariseerde wereld
We leven dus in een zeer gepolariseerde en gefragmenteerde wereld, en iedereen kan voor zichzelf uitmaken in welke mate zich dat toont. Dat we zover gekomen zijn, is niet iets van enkele jaren geleden.
Ik heb er al over geschreven na 9/11, toen twee vliegtuigen de Twintowers in New York neerhaalden. Als toeschouwer dacht je: “dit kan niet waar zijn”. Maar het is ‘waar’ geweest, en het is wel degelijk gebeurd. Tot de dag van vandaag blijf ik herhalen – ook bij veel andere feiten: “dat kan niet waar zijn, dat bestaat toch niet”, maar ondertussen gebeurt het, en is het ook meteen voorbij. En zo stapelen de ‘onmogelijke’ feiten zich op.
Velen onder ons vergaat het zo. Je maakt iets mee, je ziet iets, je voelt dat het je kwetst. Het kwetst het kind in ons dat er nog steeds is en we weten niet hoe we het moeten beschermen.
Alles van waarde is weerloos
Het doet me denken aan het beroemde gedicht van Lucebert dat geschreven staat op een muur van het St-Vincentiusziekenhuis in Antwerpen. Het is een gedicht uit de jaren vijftig, toen het kind nog voluit kon laten horen wat er binnenin leefde. Het gedicht stelt dat alles van waarde ook weerloos is.
De waarde van iedere mens, dus ook van mezelf, is weerloos door het feit dat je op de wereld komt als een weerloos en kwetsbaar wezen. Op die kwetsbaarheid heeft het kind een recht. In het gedicht van Lucebert gaat het over een inherente vorm van weerloosheid en kwetsbaarheid die bij iedere mens hoort.
Over die inherente vorm wil ik het hebben. Iedereen weet hoe ontzettend geprivilegieerd we hier in dit deeltje van de wereld leven. Maar er heerst een soort taboe op kwetsbaarheid die je beter niet laat zien. Op de werkvloer is het bijvoorbeeld moeilijk om te uiten tot wat men eventueel niet meer in staat is. Want als volwassene word je geacht ‘het’ toch te kunnen, ook als je niet meer kunt.
De ‘meest kwetsbaren’ gaat niet over mij
Veel jonge mensen die in de zorg werken, geven aan dat er een grens is bereikt. Men houdt zich in om dat te melden omdat het onmiddellijk consequenties zou kunnen hebben. Kwetsbaarheid wordt als een zwakheid gezien.
We spreken weliswaar geregeld over de ‘meest kwetsbaren in de samenleving’, maar hebben het dan over anderen. Over de eigen kwetsbaarheid zegt dat voorlopig niets. Het thema ligt gevoelig en er wordt subtiel mee omgegaan. Wie het over de ‘kwetsbare groep’ heeft, vindt van zichzelf dat hij of zij daar niet bij hoort en er zelf geen moeite mee heeft.
De levende samenhang
Het fysieke lichaam is een organisme dat een geheel vormt. Tussen de afzonderlijke organen bestaat een levende samenhang die niet van buiten of van bovenaf wordt opgelegd, want dan zou het geen samenhang meer zijn.
Blijkbaar heeft ieder afzonderlijk orgaan een besef dat het werkt in dienst van een groter geheel, een besef van wat het moet doen en betekent voor het geheel.
Ook een samenleving is een organisme. Het is geen collectief. Ieder heeft zijn eigen plek en zijn eigen manier om als deel van die samenhang te functioneren, maar steeds met betrokkenheid op het geheel. Wat niet betekent dat iedereen hetzelfde doet. Juist niet!
Het is de betrokkenheid die net onze plek aangeeft, het punt van onze ontwikkeling. Van daaruit kunnen we telkens weer vorm en uitdrukking geven, maar met betrokkenheid en met de blik op het grotere geheel. Er bestaat echter steeds de dreiging dat het levende verdwijnt en dat we dode structuren krijgen.
Een wonde doorbreekt de samenhang
Zodra er een wonde is, verandert het organisme. De klacht die een kind voelt wanneer het zich verwondt, gaat meer over de grondige verandering die het daarbij voelt dan over de plaatselijke pijn. Het is niet ‘niets’, en er gebeurt wel degelijk ‘iets’.
Dat geldt des te meer voor psychische wonden of trauma’s. Voor de mens die je wilt nabijkomen, is de samenhang door de verwonding verstoord. Het is geen ‘mens-met-een-probleem’, hij of zij is op dat ogenblik een andere mens geworden.
Een verwonde samenleving
Dat kan ons helpen om te kijken naar onze samenleving. Ook als samenleving zijn wij verwond, gekwetst door wat ik polarisatie of fragmentatie noem. De samenhang die bij een levend organisme hoort, is verbroken. We kunnen met allerlei praktische en nieuwe ideeën komen, maar dat is vaak niet voldoende.
We kunnen dat alleen maar vanuit het geheel doen. Ook al is de veerkracht van een mens onvoorstelbaar, wat verstoord is, komt nooit meer terug.
In de komende maanden gaat zowat de helft van de wereldbevolking ‘kiezen’. Alsof een of ander mechanisme ervoor gezorgd heeft dat we massaal opgevorderd worden om op hetzelfde moment heel bepalende beslissingen te nemen. Dat is nog nooit in die mate gebeurd.
Er wordt nu van alles voorgesteld om die gekwetste samenlevingen weer te genezen. Maar steeds vanuit één enkel standpunt dat niet het geheel vertegenwoordigt. Met toverformules en pleisters kan men de levende samenhang niet herstellen. Er zou vanuit het geheel moeten worden gewerkt.
De primordiale wonde die we als mensen met elkaar delen
De ‘primordiale wonde’ is een oorspronkelijke wonde waarmee ieder mens geboren wordt. Elke mens komt op de wereld en draagt al een wonde nog voor er iets gebeurd is.
Daarnaast is er de persoonlijke wonde die het leven toebrengt, namelijk de wonde van je biografie die voor elkeen verschillend is. Maar de primordiale wonde geldt voor elke mens op dezelfde wijze.
We delen dat we als mens zo in elkaar zitten. Enerzijds beschikken we over een soort vermogen, een soort kapitaal, dat eigenlijk de totale som inhoudt van onze mogelijkheden waarover we als mens beschikken. Elke mens draagt de som van alle mogelijkheden als ‘mogelijkheden’.
Je kunt echter niet alles doen, maar je kunt wel scheppend vormgeven. Maar dan ben je al voorbij de ‘mogelijkheid’. Want ‘mogelijkheid’ betekent net ‘het zou kunnen’, maar het is er nog niet.
Jonge mensen hebben soms het gevoel alles te kunnen en daardoor wordt het moeilijk om keuzes maken. Sommigen zoeken dan een jaartje andere oorden op, om elders te werken of indrukken op te doen. Maar als ze terugkomen, weten ze ‘het’ misschien nog steeds niet.
Zij ervaren die potentie, een vermogen dat zo krachtig is omdat het onbegrensd is. Er is in principe niets wat de mens niet zou kunnen doen.
Maar anderzijds moet elke mens vaststellen dat hij of zij in het beste geval slechts een heel klein fragmentje van zijn mogelijkheden kan verwezenlijken, en dat doet pijn.
De weerbarstigheid van de werkelijkheid en het verlangen
Het vermogen waarvan sprake geeft ons de mogelijkheid om te kunnen verlangen. In verlangen zit alles in. We willen graag de hele taart in plaats van een klein stukje. Het vermogen geeft immers aan dat alles kan.
Een mens wil dat het verlangen zich ook kan tonen. En dan stuit je op de weerbarstigheid van de werkelijkheid, de weerstand van de wereld zoals die in elkaar zit. De wereld laat niet toe dat we aan alles wat er in ons leeft uitdrukking geven.
Erg is, dat we bij de uitdrukking van dat verlangen vaststellen: “ik ben weer tekortgeschoten”. Ik heb iets gedaan, het is goed of mooi, maar het is niet alles. Het gaat erover dat je eigenlijk verlangt om volledig te kunnen uitdrukken wat er in jou leeft. Je medemens is eventueel bereid, staat open, luistert. Dat zijn prachtige momenten, stermomenten, en nadien voel je: “tja, het is een beetje gelukt, misschien”.
Hoezeer ik ook in die zin tracht lief te hebben en iets nieuws tot stand wil brengen, de wereld draait door. De mensen om mij heen weten niet hoezeer ik van hen hou, en omgekeerd, ik weet niet hoezeer ze van mij houden. Ik hoor hun woorden wel, en zij horen mijn woorden, maar we vullen die woorden zelf in.
Giovanni Pico della Mirandola over waardigheid en de onvoltooide mens
Ooit zat ik in Italië op een trein die stopte in Mirandola, een kleine gemeente in de buurt van Ravenna (regio Emilia-Romagna). Graaf Giovanni Pico della Mirandola (Mirandola 1463 – Firenze 1494) is een beroemdheid die zijn naam ook aan die streek ontleend heeft.
Hij was amper twintig toen hij een traktaat schreef dat een heel grote rol zou spelen in de verklaring van de rechten van de mens. Dat traktaat heette ‘De hominis dignitate. Over de waardigheid van de mens’. Hij is de eerste die in een Europese context het begrip van de waardigheid heeft benoemd. Dat je als mens recht hebt op waardigheid is intussen een verworven recht.
Mirandola beschrijft dat iedere mens over waardigheid beschikt nog voor hij iets gedaan heeft. Die waardigheid berust op het feit dat je als mens ‘onvoltooid’ bent. Principieel onvoltooid. Dat wil zeggen dat het vermogen, de potentie waarmee je op de wereld komt, ons in staat stelt om heel veel te realiseren, maar dat we er nooit volledig zullen in slagen.
Elk leven is een onvoltooide symfonie en een mens kan in de loop van zijn leven alleen maar een deeltje van die symfonie verwerkelijken. De onvoltooidheid vraagt respect en verdient waardigheid.
Zijn traktaat was een rede die hij wou uitspreken op een conferentie in Rome op Driekoningendag. Er zouden vertegenwoordigers van alle gezindheden, religies, levensbeschouwingen, filosofieën van over de hele toenmalig bekende wereld worden uitgenodigd. Maar het Vaticaan verbood de conferentie en Mirandola moest vluchten.
Vrij om zelf je plaats te bestemmen
Van hem stamt volgende parabel. Mirandola beschrijft dat God aan de schepping begonnen was en alle mineralen, planten en dieren schiep. Ze kregen allemaal een plaats. Maar Adam stond er de hele tijd te wachten en vroeg zich af waar zijn plek was. Uiteindelijk bleken alle plaatsen vol. Hij vroeg wat hij dan moest doen. En God de Schepper antwoordde: “We hebben je geen vaste woonplaats gegeven opdat je zelf je plaats zou bestemmen. Doe je dat niet, dan verzink je tot de rangorde van dieren en planten, of je stijgt op tot de engelenkoren, maar dan ben je niet langer mens”.
De mens heeft het principiële recht op onvoltooidheid. En die onvoltooidheid is niets anders dan die primordiale wonde. Ongeacht wat de mens met de mogelijkheden doet, toch heeft hij recht op waardigheid en de mogelijkheid om een eigen plaats in te nemen. De Schepper voegt er ook aan toe: “Een mens is de kunstenaar van zichzelf”.
Dat ons vermogen en ons verlangen oneindig veel groter zijn dan wat we effectief kunnen realiseren, is duidelijk geen schande en we hoeven er niet het zwijgen toe te doen of er ons voor te verontschuldigen, noch eronder gebukt te gaan. Neen, het is juist een geschenk. Maar sowieso kwetst het ons.
Het wakker worden
Iedere individuele kwetsuur maakt ons wakker. Ook de kwetsuren die we in onze omgeving zien. We zien hoe grote verwondingen mensen treffen. Het schudt ons zo dooreen dat we er vragen bij hebben. De mens wordt in zijn mens zijn gekwetst. De pijn die men voelt in de persoonlijke, individuele kwetsuur is uiteindelijk de pijn die bij het mens zijn hoort.
Anders gezegd: de individuele kwetsuur heeft ook als gevolg dat men zich een beetje terugtrekt uit de samenhang. Het is alsof de andere mensen er geen last van hebben, ze genieten verder van het leven.
Maar het ‘ik’ moet nu iets doormaken en weet niet waaraan het dit heeft verdiend. Het ‘ik’ zondert zich af. Het is een heel normale reactie, maar men maakt zich kleiner dan men is.
Natuurlijk maakt ons dat wakker. Veel van ons doen en laten bestaat er nadien in dat we zoeken hoe we toch verder kunnen leven. Dat hoort erbij. Tot op het moment dat onmacht tot zijn volle recht komt. Want juist als de pijn zo groot wordt en de afgeslotenheid, de teruggetrokkenheid zo ondoordringbaar wordt, ervaar je de onmacht, de angsten, het niet meer over de opgetrokken muur kunnen kijken, geen toekomst meer zien, het niet meer kunnen verlangen. Uiteraard gaat de mens spartelen om daaruit te geraken.
Vier manieren van spartelen en één manier om verder te kunnen
Er zijn vier vluchtwegen naar buiten, van het centrum weg. Maar uiteindelijk moet de mens naar binnen, in zichzelf om de onmacht en angsten onder ogen zien en dan ontwaart hij iets nieuws.
De weg naar binnen brengt ons naar de diepte. Simone Weil noemt dat ‘naar boven vallen’, zo diep mogelijk in de eigen onmacht. Tot er een moment komt dat er iets is wat ons draagt, en we moeten zover gaan als voor onze onmacht nodig is.
Als we in dat proces te vroeg stoppen, zullen we weer vluchten in alle richtingen. Zaak is in onze onmacht binnen te gaan en wakker te blijven bij wat we niet meer kunnen dragen.
De volgende stap is dat we het niet langer ondergaan, maar dat er een moment komt dat we zelf beginnen te dragen wat deel uitmaakt van onze onmacht.
Onaffe pieta’s
In het boek toon ik drie pieta’s van Michelangelo. De eerste staat in de St-Pieterskerk in Rome. (Hij heeft die pieta gemaakt samen met de madonna die zich in de O-L-Vrouwkerk in Brugge bevindt.)
De eerste Pieta is de moeder die haar dode zoon op haar schoot heeft. Haar handen raken hem nauwelijks aan, ze ondersteunen niet. Ze zijn in een soort valbeweging. Het dode lichaam is een immens gewicht. Het hoofd zinkt naar beneden. Het is van een schoonheid die alle perfectie in de wereld overtreft.
De twee andere staan in Firenze (Museo dell’ Opera del Duomo) en in Milaan. Ze zijn allebei onafgewerkt. Daar wordt een poging gedaan om in de onmacht te gaan staan. Telkens weer de poging om het dode lichaam dat in ons gestorven is – in situaties van onmacht sterft er immers iets in de mens – op te richten.
Bij het beeld in Milaan (in Museo d’Arte Antica, Castello Sforzesco) staan twee figuren rechtop. De ene is de as waaraan de andere zich opricht. Maar als je van de andere kant kijkt, wisselt het. Dan is degene die zich opricht de as voor wie draagt.
Je weet eigenlijk niet goed wie opgericht wordt door wie. Je kunt in de beelden zien wat de stappen zijn wanneer je met onmacht te maken krijgt, en hoe we ons verlangen, onze onvoltooidheid en ons mens zijn terug kunnen en moeten vinden. Het is een constante in een mensenleven. Ook vandaag in een wereld die ontiegelijk veel mensen verwondt.
(samenvatting door Marc Colpaert)
‘De wonde en het recht op kwetsbaarheid’ verschijnt in juni 2024. Wie op 29 april intekende op de lijst in boekhandel De Zondvloed, krijgt het boek thuisgestuurd.