Blasfemie in Pakistan: sluipend gif en een nachtmerrie

In het Pakistaanse Sialkot (prov. Punjab) werd op 3 december de Sri Lankaanse ondernemer Priyantha Diyawadanage (48) in een mum van tijd uit zijn bedrijf gesleurd, doodgeslagen en verbrand. Hij zou zich bezondigd hebben aan blasfemie tegenover de Profeet Mohammed. Voor de zoveelste keer stond Pakistan in rep en roer over godslastering.

Er was ‘iets’ gebeurd met posters die van de muur waren gehaald. Men weet nog niet precies waarover het ging. Maar de man is al dood en de familie in veiligheid gebracht naar Sri Lanka. Pakistan staat in rep en roer, ook Sri Lanka reageert verontwaardigd en furieus.

Voor premier Imran Khan is het een ‘day of shame’. De Pakistaanse pers noemt het ‘a brutal mob killing’. ‘Mob’, vrij vertaald: woedende menigte, gepeupel, herrieschoppers. Er werden meer dan 100 personen opgepakt. Sommigen onder hen maakten selfies bij het verbrande lijk.

Priyantha Diywadanage en geruchten

Er waren geruchten geweest via sociale media dat de bedrijfsleider posters met de naam van de profeet van de muur had gehaald. De weduwe ontkent voor de BBC met klem dat haar echtgenoot de profeet had beledigd. “Hij kende dit land erg goed, en was zich bewust van de leefomstandigheden in Pakistan. Het is een moslimland. Hij wist wat hij zeker niet mocht doen en daardoor kon hij dit bedrijf al elf jaar runnen.”

Wat maakt mensen – in dit geval alleen mannen – tot ‘mob’? Wie spoort hen aan tot dit soort ondraaglijk geweld en waarom? Wat is dit voor een soort geweld? (Een vraag die we in een volgende nieuwsbrief graag aan Hannah Arendt zouden willen voorleggen.) 

foto Pakistans premier Imran Khan
Pakistans premier Imran Khan noemde de gruwelijke gebeurtenissen van 3 december in Sialkot een ‘day of shame’ voor Pakistan, maar velen in het land denken daar duidelijk anders over (foto: BBC).

Pakistans Centre for Social Justice telde 1549 gevallen van blasfemie tussen 1987 en 2017. Maar vele aangeklaagden werden al vermoord in een politiebureau of door de ‘mob’ nog voor een proces in gang kon worden gezet.

Salman Taseer

Toen gouverneur Salman Taseer van de provincie Punjab al in 2010 stappen ondernam om die blasfemiewet in vraag te stellen en toen hij de verdediging van de ten onrechte betichte (christen) vrouw Asia Bibi op zich nam, werd hij in januari 2011 door zijn eigen lijfwacht met 27 schoten doorzeefd.

Zijn bodyguard Malik Mumtaz Hussain Qadri werd meteen een volksheld en martelaar. Hij vond het zijn religieuze plicht en riep in het gerechtshof: “We zijn gereed om ons leven te offeren voor de eer van de Profeet Mohammed”. Mumtaz Qadri kreeg effectief de doodstraf en werd terechtgesteld in 2016.

Khadim Hussain Rizvi en de TLP

De man die de mensen jarenlang opzweepte en een eigen antiblasfemiepartij oprichtte, is de intussen overleden Khadim Hussain Rizvi. Zijn religieuze en extreemrechtse politieke partij heet ‘Tehreek-e-Labbaik Pakistan’ (TLP) (‘I am present Pakistan-Movement’).  

Imam Khadim Hussain Rizvi (overleden in 2020)
Imam Khadim Hussain Rizvi (overleden in 2020) zweept zijn extremistische aanhang nog meer aan om van blasfemie een strijdpunt te maken in de Pakistaanse politiek (foto: BBC).

Deze beweging is ook de aanstoker voor de moord op Priyantha Diyawadanage. Ze predikt burgerlijke ongehoorzaamheid en geweld en ondersteunt advocaten die aanklagers van blasfemie verdedigen.

Rizvi moedigde muiterij in het leger aan en beweerde dat de stafchef van het leger een ‘afvallige’ is die de islam heeft afgezworen. Hij beschuldigde bovendien het Westen ervan de godslasteringen tegen de islam, de Profeet en de Koran aan te moedigen. In een van zijn tweets beweerde hij dat de mensen met opzet de Profeet beledigen om geld te krijgen uit het Westen en er ook in ruil asiel voor te ontvangen.

De partij kwam herhaaldelijk in botsing met de Pakistaanse regering die haar enerzijds wel verbood, maar anderzijds toch steeds weer met haar onderhandelde.

Onder andere toen de partij eiste dat de Franse ambassadeur zou worden uitgewezen na de reacties van president Macron op de onthoofding van de Franse leraar Samuel Paty (16 oktober 2020), die cartoons over de Profeet Mohammed wou bespreken in zijn klas. De fameuze ‘Pakistani protests’ werden in het hele land georganiseerd door de TLP en duurden van 11 tot 20 april 2021.

Aanhangers van de TLP in Pakistan
Aanhangers van de TLP zijn ervoor berucht vaak gewelddadige protesten te organiseren in Pakistaanse steden. Hoewel de partij klein is, kan ze veel invloed laten gelden tot op het hoogste staatsniveau (foto: BBC).

Rizvi werkte voorheen op het ‘Punjab Department for Religious Affairs’ en was tegelijk een onbeduidende imam in een kleine moskee, maar wel bekend voor zijn controversiële preken. Toen hij ontslagen werd, ging hij in de politiek en richtte hij in 2015 de TLP op. Bij de laatste verkiezingen profileerde zijn populistische partij zich als de verdediger van de eer van Mohammed en ze kreeg twee miljoen stemmen achter zich.

Op posters en vlaggen was de foto van Malik Mumtaz Qadri aangebracht, de martelaar/moordenaar van gouverneur Taseer. Zijn begrafenis in november 2020 werd bijgewoond door 200.000 aanhangers. Zijn zoon Saad Hussain Rizvi werd aangesteld als de nieuwe partijleider.

foto= Gouverneur Salman Taseer van Punjab kort voor hij in januari 2011 werd vermoord door zijn lijfwacht Malik Mumtaz Qadri
Gouverneur Salman Taseer van Punjab kort voor hij in januari 2011 werd vermoord door zijn lijfwacht Malik Mumtaz Qadri, die meteen tot een martelaar voor de blasfemiezaak uitgroeide (foto: BBC).

Opnieuw Afghanistan

De ‘blasphemy laws’ ontstonden in de jaren tachtig toen er in het land een enorme polarisatie heerste. Veel had te maken met de ontstane oorlog in Afghanistan. Toen Afghanistan in 1979 in een oorlog met de Sovjet-Unie terecht kwam, was dit voor de VS het ideale moment om de ‘islamitische vrijheidsstrijders’ (dixit toenmalig president Ronald Reagan) te komen ‘helpen’. Pakistan werd een bevoorrechte ‘partner’ in de strijd tegen het communisme. Die strijd was geen gewone strijd, het werd een heuse ‘jihad’ tegen goddelozen. Pakistan kon goed garen spinnen bij die oorlog, maar een neveneffect was religieus fanatisme. In tien jaar tijd ontstonden er massaal veel radicale groepen en partijen, die allemaal een graantje konden meepikken. Die groepen werden zichtbaar en strijdlustig. Ze kregen ook geen enkele tegenkanting van de toenmalige aartsconservatieve (leger)leider van het land, generaal Zia ul-Haq.

Generaal Zia ul-Haq (hier in 1987)
Generaal Zia ul-Haq (hier in 1987) promootte het wahabisme en maakte van Pakistan een trouwe bondgenoot van het Westen (foto: BBC).

Zia ul-Haq: van een ‘land voor moslims’ naar een islamstaat

Nadat hij Zulfikar Ali Buttho (vader van Benazir) in de gevangenis had laten ophangen, stond Zia ul-Haq niets nog in de weg. De man was tegelijk ook bijzonder ‘vroom’ en promootte openlijk het wahabisme dat uit Saoedi-Arabië al een tijd was komen overwaaien. Wahabisme is een strakke masculiene en fundamentalistische strekking binnen de islam die tot de jaren zeventig bijna alleen in Saoedi-Arabië werd gevolgd.

Wie voor de eer van de Profeet wou gaan vechten in Afghanistan kon vanaf 1979 zijn gangen gaan, met de steun van het Pakistaanse leger en van de VS. Wie in het bevriende Saoedi-Arabië wou gaan werken, werd ook aangemoedigd. ‘Man-power’ werd dus in twee richtingen gestuurd. In ruil stuurde Saoedi-Arabië imams, miljarden petrodollars, bouwde moskeeën (waaronder toen de grootste van Azië in Islamabad) en richtte een massa (wahabitische) madrassa’s (koranscholen) op.

Er werden nieuwe wetten afgekondigd om de sharia (islamitische wetgeving) in werking te stellen en om van Pakistan een ‘truly Islamic Nation’ te maken. In die context en tegenover die achtergrond werden in 1986 onder druk van Zia ul-Haq de ‘blasfemiewetten’ in het parlement ‘aangepast’.

‘Blasphemy Laws’: een lange geschiedenis

De wetten bestonden al onder het Britse imperium in 1860. Ze waren bedoeld om de spanningen tussen hindoes, moslims, sikhs en christenen in toom te houden. De wetten beschermden de gebedsplaatsen en de pelgrimsoorden, en behelsden een verbod op het verstoren van erediensten of religieuze bijeenkomsten. Men mocht geen begraafplaatsen onteren, of met opzet religieuze overtuigingen beledigen. Er kon een gevangenisstraf van tien jaar op staan.

De wetten werden aangescherpt in 1927 ten gevolge van toenemende spanningen tussen de gemeenschappen. Maar de blasfemiewetten dienden niet om een bepaalde religie te bevoordelen. Na de splitsing van India en Pakistan in 1947 veranderde dat natuurlijk.

Pakistan werd steeds minder divers. Hindoes, sikhs en welstellende christenen verlieten in groten getale het land omdat ze vonden dat er geen toekomst voor hun kinderen was. Die exodus was in de jaren tachtig al volop aan de gang.

Blasfemiewetten gaan nu over het beledigen van de Profeet en de Koran

In 1986 kregen de oude blasfemiewetten dus een totaal andere invulling. Er kwamen nieuwe amendementen en clausules die opmerkingen tegen Profeet Mohammed en de Koran tot een misdaad maakten die met de dood of levenslange gevangenisstraf kon worden bestraft. Er was maar één politicus die zich toen keerde tegen de fameuze clausule 295-C: Muhammad Hamza.

Generaal Zia ul-Haq (hier in 1987)
De recent overleden politicus Muhammad Hamza keerde zich als enige tegen de verstrengde blasfemiewetten (foto: BBC).

Muhammad Hamza

Hamza overleed op 92-jarige leeftijd aan covid op 29 augustus 2021. In een interview van twee jaar geleden vertelt hij dat hij zich de dag herinnert waarop de blasfemiemaatregel werd besproken in de National Assembly.

Hij argumenteerde toen dat de islamitische teksten die geciteerd werden door degenen die pleitten voor de doodstraf grondig moesten worden herbekeken door religiewetenschappers (‘scholars’) en dat dit moest gebeuren vooraleer de wet zou worden goedgekeurd. Hij verweet het parlement dat het onverantwoord handelde door een diepgaand debat over het onderwerp uit de weg te gaan.

“Wat is het doel van een wet”, vroeg Hamza zich af, “als ze destructief is voor de samenleving? Bij ons volk ontbreekt het aan inzicht. Onze mensen zijn ‘onredelijk’ emotioneel als het over religie gaat; dus wist ik dat de wet zou worden misbruikt – Daarom was ik ertegen.”

§ 295-C: ‘Use of derogatory remarks, spoken, written, directly or indirectly, etc. defiles the name of Muhammad or other Prophet(s)’. (1986)

Punishment: ‘Mandatory Death and fine (Feb. 1990); Trial must take place in a Court of Session with a Muslim judge presiding’.

Maar paragraaf 295-C werd onmiddellijk goedgekeurd. Hamza woonde in Gojra. Het is net de stad waar in 2009 de grootste christelijke wijk werd aangevallen vanwege een vermeende belediging van de Koran. Acht christenen werden levend verbrand omdat het gerucht ging dat ze bladzijden van de Koran hadden besmeurd.

“De beschuldiging was totaal ongefundeerd, maar de menigte werd opgezweept. Ze luisterden niet naar wat de autoriteiten hen trachten te vertellen en de situatie liep uit de hand”, aldus Hamza.

Sinds de invoering van de doodstraf is het aantal mensen dat beticht wordt van blasfemie ontzettend gestegen.

Hamza: “Ik voel me droevig; de manier waarop deze wet wordt misbruikt tegen weerloze mensen is verschrikkelijk… Religie is een krachtig politiek instrument geworden, het is geen zegen meer, het is helaas een vloek geworden.”

De critici van de wet vinden dat de agressie tegen hen die beschuldigd worden van blasfemie een gevolg is van een verkeerde interpretatie van de heilige teksten door gewone mensen. Sinds de jaren tachtig is onderwijs (én gezondheidszorg) voor de politiek nooit echt belangrijk geweest. In Pakistan worden duizenden kinderen naar madrassa’s (koranscholen) of islamitische ‘boarding schools’ (pensionaten) gestuurd. Het is een gratis alternatief voor het vaak slecht gefinancierde onderwijs. Veel madrassa’s onderrichten een zeer conservatieve, masculiene en letterlijke interpretatie van de islam, inclusief de constante retoriek over blasfemie.

Je kunt er ook aan verdienen…

De meeste blasfemiegevallen zijn op een of andere manier ook lucratief. Door iemand te betichten kan men nadien azen op have en goed van de betrokkene: geld, grond, een huis, een job…

Ghulam Mustafa Chaudhry, de leider van theMovementfortheFinality of theProphethood,
Ghulam Mustafa Chaudhry, de beruchte leider van een groep van aartsconservatieve advocaten, the Movement for the Finality of the Prophethood, een beweging die de blasfemiewetten een ‘zegen’ vindt (foto: Mohsin Raza, TheWorld).

800 advocaten zien daar blijkbaar ook heil in. Ze zijn verenigd in de ‘Khatam-e-Nabuwat’ (‘Finality of the Prophet’) die aan de moslimaanklagers gratis advies verstrekken bij een blasfemie-aanklacht.

Hun leider is Ghulam Mustafa Chaudhry, die de aanklagers over het hele land opspoort en ‘raad’ geeft. “We do this to pleace Allah and to protect the honour of the prophet Muhammad – there is no material motivation”, beweert hij.

Zijn forum startte 18 jaar geleden en hij voelt zich naar eigen zeggen ‘meer dan ooit gemotiveerd’. Alleen al in het gerechtshof van de stad Lahore lopen er 40 gevallen van godslastering. Volgens hem is ‘godslastering alom tegenwoordig’. En hij draait de zaken om: “De godslasteraar wordt hier op handen gedragen en is een held. Triest is dat”.

Volgens hem zit het Westen hierachter. Chaudhry was ook de verdediger van Mumtaz Qadri die gouverneur Taseer vermoordde. Hij vindt de blasfemiewet een ‘zegen’ en tegelijk een ‘afschrikmiddel’ om te verhinderen dat het volk het recht in eigen handen neemt (‘mob justice’).

De rechtsgang kan jaren duren, de betrokkene wordt – zelfs ter bescherming – maanden of jaren opgesloten, de familie zal moeten vluchten, maar uiteindelijk is er tot nu toe nog geen executie geweest. In die zin functioneert de rechtspraak nog. Maar ook vandaag durft niemand over de blasfemiewet te spreken, laat staan er tegenin te gaan.

De vicieuze cirkel

De massa heeft (na zeventig jaar) nog steeds geen toegang tot goed onderwijs en wordt gemanipuleerd door religieuze politieke partijen. Die partijen hebben in de loop der jaren veel macht gekregen omdat regeringen hen steeds nodig hadden bij de coalitievormingen. Daardoor kwamen ze bij het centrum van de macht.

Maar die macht zelf is beperkt omdat de echte macht steeds bij het leger heeft gelegen dat op zijn beurt die islamitische politieke partijen nodig had i.v.m. zijn Afghanistan-, Kasjmir- en India-strategieën. De verwevenheid van militaire, (geo)politieke, en islamitische belangen dreigt al 60 jaar het sociale weefsel van Pakistan te vernietigen.

In een poging om zich al die jaren (islamitisch) ‘anders’ dan de hindoes (1 procent), de sikhs (0,5 procent), de boeddhisten (0,5 procent), christenen (0,2 procent) op te stellen, heeft men de capaciteit om zich tot de ‘andere’ te verhouden verleert. De rijkdom van het fenomeen ‘diversiteit’ dat volgens de oorspronkelijke bronnen van de islam meestal geen probleem is geweest, dreigt in het zich ‘apart’ opstellende Pakistan verloren te gaan.

Protest van radicale moslimgroepen in Lahore op 8 mei 2019
Protest van radicale moslimgroepen in Lahore op 8 mei 2019 die de doodstraf eisen voor godslasteraars (foto: BBC).

Aangezien de eerdergenoemde ‘anderen’ (hindoes, sikhs, boeddhisten en christenen) grotendeels vertrokken zijn, wordt er nu ook gefocust op de ‘anders’ zijnden in eigen rangen. Sjiieten, ismaëli’s, ahmadiyya’s, niet-wahabitische soennieten, vrijzinnigen komen nu ook aan de beurt.

Iedereen kan dus ooit ‘minderheid’ worden. Het is de vraag of een eendimensionaal en monocultureel land van ‘reinen’ ooit zal kunnen bestaan en of het uiteindelijk niet zichzelf vernietigt.

(Niet vergeten dat Pakistan ook nog over de atoombom beschikt. Khadim Hussain Rizvi zei dat hij de bom overigens – vanwege de houding van Wilders tegenover de Mohammed-cartoons – op Nederland zou gooien mocht hij erover kunnen beschikken.)

China vaart economisch wel bij de kwetsbaarheid van het buurland. Pakistan – schakel in de zijderoute – is namelijk een bevoorrechte partner geworden voor wie China ‘alleen maar’ bruggen bouwt, wegen aanlegt en de zeehaven Gwadar ontwikkelt van waaruit de nodige grondstoffen voor China worden getransporteerd.

Met de interne aangelegenheden van Pakistan houdt China zich (op het eerste gezicht) niet bezig. 233 miljoen mensen, waarvan 32,6 procent onder de armoedegrens leeft, mogen en kunnen intussen zoveel bakkeleien als ze willen. In zekere zin is Pakistan als staat steeds een bezet land geweest dat van de ‘krijg’ heeft geleefd. De ‘krijg’ in de twee betekenissen: ten eerste oorlog en ten tweede economische en financiële steun van buitenaf.

Wat niet betekent dat de mensen zelf niet hard zouden werken, zwoegen en trachten te overleven. Godsdienst kan hen daarbij afleiden en troost bezorgen, maar kan ook gek maken. Het stemt een mens droef als hij beseft dat de islam in wezen een boodschap van vrede betekent, de klemtoon legt op tolerantie, respect, bescheidenheid…

“Wie zichzelf kent, kent zijn Heer”, is één van de belangrijkste wijsheden van de islam. De feiten tonen dat bepaalde Pakistaanse moslims en moslimgroepen maar weinig zelfkennis hebben en bijgevolg een zeer vertekend beeld van ‘hun Heer’. 

De ‘European foundation for South Asian Studies’ (EFSAS) bracht in 2020 een rapport uit met als titel ‘Guilty until proven innocent: The sacrilegious nature of blasphemy laws Pakistan’ (Schuldig tot het tegendeel bewezen is: de heiligschennende aard van de blasfemiewetten in Pakistan), waarin uitgebreide wijzigingen in de wetten en rechtstelsels van Pakistan aanbevolen werden.

Marc Colpaert

Dit vind je misschien ook leuk...