Ketjes in Brussel
Exact twee jaar geleden verscheen er een onderzoeksrapport van het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van Odisee over de toegankelijkheid van het hulp- en ondersteuningsaanbod voor Brusselse gezinnen met kinderen. Uit de bevraging bleek dat er heel wat gaten zitten in het aanbod en dat het bestaande netwerk vooral te weinig bekend is bij de burger. Ouders in Brussel hebben nood aan extra gezinsondersteuning, maar ruim de helft vindt de weg niet naar de geschikte zorg.
Over het onderzoek of de bevraging zelf wil ik het hier niet uitgebreid hebben. De conclusie en de aanbevelingen waren duidelijk: “Het aanbod sluit niet aan bij de mensen, wat zeker voor kwetsbare ouders zoals alleenstaanden en mensen die leven in armoede een groot probleem is. De ondersteuning zou dichter bij de mensen moeten staan, en hechter verweven moeten zijn”.
In Brussel worden er elk jaar enorm veel kinderen in armoede geboren. Aangezien ieder kind dezelfde rechten heeft, moeten dus alle Brusselse ouders de nodige informatie en ondersteuning krijgen om sterke ouders te worden.
Dat de Brusselse context een grote rol speelt, lijdt geen twijfel. Ongeveer ieder uur worden één à twee baby’s geboren in Brussel en ruim vier op de tien van de Brusselse kinderen worden geboren in een gezin met een inkomen onder de armoedegrens.
Daarnaast is er ook de superdiversiteit. Er leven zowat 182 verschillende nationaliteiten, wat meteen ook een superdivers taalgebruik met zich meebrengt. De vierde taalbarometer[1] bevestigt de complexiteit van het Brusselse taalbeeld. “Meertaligheid als cement van de stedelijke samenleving is niet alleen een gegeven, maar vormt tegelijk een permanente uitdaging op weg naar een meer inclusieve samenleving.” Talenkennis is een essentieel element in het omgaan met taaldiversiteit.
Bovendien hebben mensen te maken met een veelvoud aan drempels: ze verliezen zich in de wirwar van het Nederlandstalig en Franstalig aanbod, of raken geïsoleerd in de grootstad. Ze zijn vaak al blij dat ze ‘ergens’ geholpen worden.
Op het onderzoek naar toegankelijkheid volgde een tweejarig ondersteunings- en begeleidingstraject met financiële steun van de VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie), in drie wijken in Molenbeek.
Goede praktijken zoals de kinderdagverblijven, de antennes van Kind & Gezin en de wijkgezondheidscentra, waren de uitvalsbasis van het traject. De professionals binnen bestaande praktijken van het Brusselse Huis van het Kind kennen hun werkveld namelijk als geen ander. Maar vooral het belang van informele netwerken zoals vrienden, familie of buren stond centraal.
De bedoeling was in eerste instantie om het aanbod op wijkniveau te versterken en toegankelijker te maken. De buurt, de nabije omgeving is vaak de eerste plaats waar ouders om hulp vragen, al is het maar om even op de kinderen te letten terwijl ze naar de winkel moeten. Maar veel ouders in Brussel zijn eenzaam of geïsoleerd. Door in contact te komen met bestaande groepswerkingen en activiteiten, leren die mensen ook het formele netwerk beter kennen. Er werden ouderschapsateliers georganiseerd rond verschillende thema’s, die door de betrokkenen zelf werden aangebracht: perinataal aanbod, breed onthaal, meertalig opvoeden, spel en ontmoeting en warme transitie naar het kleuter- en verdere schoolleven.
De spil in het beleid is het Huis van het Kind, waarin dienstverlening zoals consultatiebureaus, opvoedingsondersteuning, ontmoeting of zelfs uitleendiensten voor babyspullen, samengebracht zijn op één locatie. Door de voorzieningen met elkaar in verbinding te brengen, komen mensen met een bepaalde behoefte toch bij de juiste zorg terecht, ook al kloppen ze zelf niet meteen bij de juiste dienst aan.
Chaymae is werkplekstudent in één van de Huizen van het Kind. Ze stelt vol enthousiasme haar werkplek voor als ontmoetingsplaats voor ouders van jonge kinderen, waar gezinnen ondersteund worden in het opvoedingsproces van hun kind. Er worden zowel activiteiten voor ouders samen met hun kinderen aangeboden als workshops voor de ouders onderling. Er is ook een dag waar permanentie gehouden wordt om allerlei vragen te beantwoorden rond opvoeding, inschrijvingen in crèches en scholen, opleidingen in Brussel, … Voor alle andere vragen verwijzen ze door naar de juiste organisaties.
Chaymae: “Wij willen de ouders ondersteunen in het optimaal ontplooien in de samenleving.”
Het valt Chaymae meteen al op dat veel ouders al te maken gehad hebben met onrecht of discriminatie. De overgrote meerderheid heeft een migratieachtergrond, of is getrouwd met een partner met migratieachtergrond, met wie ze samen kinderen heeft.
Het gaat dikwijls om discriminatie rond taal. Ze zeggen ook discriminatie te ervaren door hun achtergrond, dat ze door hun uiterlijke kenmerken anders behandeld worden op de school van hun kinderen, op de huurmarkt …
Vragen en problemen die regelmatig terugkomen, zijn behoefte aan vertaling, behoefte aan wegwijs gemaakt te worden in de verschillende instanties waar ze terecht kunnen zoals opleiding, Nederlandse les, scholen voor kinderen, vrijetijdsbesteding met kinderen. Ze kampen ook vaak met problemen rond huisvesting.
Vooral de kwetsbare gezinnen hebben het moeilijk een deftige woning te vinden met genoeg plek voor het hele gezin; op de privémarkt is dat heel duur.
Nog andere ouders komen voor de sociale contacten. Ze hebben geen familie of vrienden en hebben gewoon behoefte om onder de mensen komen. Uiteraard zijn er ook mama’s die worstelen met opvoedingsvragen: “Mijn kind slaat, mijn kind slaapt niet, mijn kind is overprikkeld en uit dat in driftbuien…”
Maar wat Chaymae ontzettend krachtig vindt bij deze doelgroep, is dat ze taboes doorbreken!
“Ze durven met andere ouders over hun kwetsbare momenten te praten en hun ervaring te delen met het openstaan voor psychologische, therapeutische hulp. Dit verlaagt voor de andere ouders de drempel om daar ook open over te praten of aan te geven dat ze daar ook behoefte aan hebben.”
En ze munten ook op andere vlakken uit: “De ouders bakken heel graag zelf eens iets en nemen het mee voor bij de koffie voor de hele groep. Hun skills zetten ze graag in de kijker. Een mama is heel creatief met hennatekeningen en maakt daar ook schilderijen van. Ze heeft ook al eens een hennaworkshop gehouden. Nog een andere mama is heel erg bezig met gezond eten, natuurlijke suikers gebruiken i.p.v. geraffineerde, en ze mocht ook eens een workshop geven tijdens de moedergroep (oefenen van het Nederlands). De ouders zijn heel sterk in het elkaar ondersteunen, als er eens iemand een dipje heeft of een moeilijke dag met de partner of de kinderen, staat iedereen klaar om te luisteren, te ondersteunen en een glimlach te toveren op het gezicht van die persoon.”
Het niet of onvoldoende spreken en begrijpen van een taal blijkt meermaals voor drempels te zorgen. Zo is er een moeder, zonder familie in Brussel, mama van twee zonen (4 en 2,5 jaar), die basis Frans spreekt, maar toch vooral Arabisch, geletterd is en gestudeerd heeft tot het 5de jaar middelbaar in Marokko. Tot voor haar komst in Huis van het Kind had ze geen sociale contacten. Sindsdien heeft ze veel nieuwe mama’s leren kennen, onder wie één die ze nu ook buiten het huis ontmoet. Ze verbindt zich heel gemakkelijk met de andere moeders en benoemt ook meermaals haar grote behoefte tot contact.
“Ik ken niemand en zou zo graag mensen leren kennen en met hen optrekken”, “Ik ben blij dat ik hier terecht kan en wat mensen zie en niet alleen ben met de kinderen de hele dag”.
Maar als het erom gaat die contacten te verbreden tot de maatschappelijke leefomgeving, is het heel wat moeilijker; daar is de taal voor haar nog steeds een barrière. Ze durft zich niet publiekelijk te uiten, omdat ze ooit eens uitgelachen werd in een gemeentehuis. Dus die angst om te praten in een taal die ze niet zo machtig is, belet haar om zich buiten het Huis van het Kind met anderen te verbinden.
Tijdens de moedergroep, waar de deelnemers op een laagdrempelige manier kennismaken met het Nederlands, laat ze zich nochtans wel horen. In het Arabisch voelt ze zich wel op haar gemak en ze heeft al meermaals een andere ouder gesteund tijdens een moeilijk moment i.v.m. opvoeden van de kinderen en advies gedeeld.
Maar nu ze deze eerste stap gezet heeft naar het Nederlands staat ze helemaal open voor een opleiding Nederlands in september als haar zoontje naar school gaat. Daarna wil ze een opleiding kinderverzorgster volgen. Je voelt duidelijk de drang bij haar om deel uit te maken van de samenleving, ze wil leren, ze wil werken en een auto kopen (haar rijbewijs heeft ze al behaald) om nog meer autonoom te zijn.
“Binnen de oudergroepen, maar eigenlijk al van bij het onthaal, maken we de mensen duidelijk dat ze mogen communiceren in de taal die ze machtig zijn, en dat we er alles aan doen om elkaar goed te verstaan.”
Met dat laatste wordt zeer creatief omgegaan, wat soms tot hilarische situaties leidt. Maar door die taaldrempel weg te werken, merken ze bij het Huis van het Kind dat mensen sneller binnenkomen en dat ze meestal uit zichzelf de stap zetten om aan te sluiten bij de moedergroep om Nederlands te leren of naar JES (Jeugd en Stad – partnerorganisatie die helpt bij zoektocht naar werk) gaan om te horen wat de opties zijn voor een opleiding of in hun zoektocht naar een job.
Maar nog moeilijker wordt het wanneer er geen gemeenschappelijke taal meer is: mensen die geen Nederlands, Frans, Engels of Arabisch machtig zijn, zoals Roemenen (vooral Roma). Deze groep is dan ook een doelgroep die minder bereikt wordt. Een andere kwetsbare doelgroep, zijn bijvoorbeeld ook de ‘importbruiden’, van allerlei afkomsten en nationaliteiten. Ze kennen het land, de taal of hun partner nog niet, laat staan het aanbod qua gezinsondersteuning.
Toch blijft Chaymae ontzettend gemotiveerd. “De blije gezichten van de ouders, voelen dat onze aanwezigheid en hulp echt iets voor hen betekent, … dat is wat mij drijft. Een warme koffie, een luisterend oor, … dat betekent voor velen heel veel en dat merk je. Ze kunnen ergens terecht MET hun kinderen en delen met andere ouders hun ervaringen.”
“Op een koala-activiteit (kind- en ouder activiteiten: samen een kopje koffie of theedrinken, andere ouders ontmoeten of samen met de kinderen mee bewegen, knutselen, zingen, lachen, koken, lezen, …) heeft een mama ook letterlijk gezegd dat het fantastisch is wat we doen en de andere ouders hebben het beaamd.”
“Ik wil mijn sterktes inzetten om anderen te helpen zich goed te voelen in de maatschappij, met mijn kennis mensen naar de juiste organisaties doorverwijzen en werken aan empowerment van deze doelgroep. Als ik de verhalen van de ouders of het team hoor, dan weet ik dat ik hier op de juiste plek zit en heel veel zal leren.”
Greet Callaerts
Huis van het Kind – Brussel: https://www.huisvanhetkindbrussel.be/
Lees verder (naar inhoud februari 2022)
[1] Het taalbarometeronderzoek, gerealiseerd in opdracht en met de steun van de Vlaamse overheid en BRIO, wil een overzicht bieden van het taalgebruik en de taalverschuivingen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de manier waarop vanuit de specificiteit van het Brusselse model met deze taaldiversiteit wordt omgegaan.