Aardbeving Turkije/Syrië: zijn internationale search & rescue-teams nuttig en nodig?
Bij de aardbevingen van 6 februari in Turkije en Syrië vielen meer dan 50.000 doden, zijn er 230.000 gebouwen ingestort of zwaar beschadigd en telt men meer dan 10 miljoen mensen die op korte en langere termijn bijstand vereisen.
Onmiddellijk na de aardbevingen begonnen de bevolking en de lokale hulpverleners met het zoeken naar overlevenden onder het puin. In de daaropvolgende dagen kwamen van overal ter wereld zoek- en reddingsploegen, de zogenaamde Search and Rescue teams (SAR) hen bijstaan.
In België was er gemor en kritiek omdat B-fast niet meer beschikt over een SAR-team dat internationaal inzetbaar is en dat dit zou zorgen voor imagoschade voor ons land.
In Turkije werden in de eerste 24 uur meer dan 7.800 mensen levend vanonder de ingestorte gebouwen gehaald door de lokale hulpverleners; de 155 internationale SAR-teams redden 260 mensenlevens. Deze cijfers bevestigen het feit dat bij aardbevingen in de eerste 24 uur – door de lokale bevolking – het overgrote deel van de overlevenden van onder het puin gered worden. Als we rekening houden met de zeer hoge kostprijs om een SAR-team uit te sturen, loont het zeker de moeite om hierop wat dieper in te gaan.
De search & rescue-hulpverlening in Turkije en Syrië
Heel veel landen beschikken over SAR-teams die ze zowel nationaal als internationaal kunnen inzetten. Deze teams zijn meestal samengesteld uit brandweerlui en experts van de civiele bescherming en het leger of de politie. Ze werken met speciaal opgeleide honden en beschikken over gespecialiseerd materiaal om levenden onder het puin te zoeken.
In Turkije waren er op 17 februari 130 internationale SAR-teams uit 67 verschillende landen actief op het terrein met 5.377 man personeel en 117 honden. Het eerste team (uit Zwitserland) was na 20 uur ter plaatse en minder dan twee dagen na de aardbeving al operationeel.
In Syrië (in door regering gecontroleerd gebied) waren er zes internationale teams werkzaam (met 330 personeel en 11 honden).
De internationale Search & Rescue-teams (ISAR) worden binnen de schoot van de VN gecoördineerd door de Internationale Adviesgroep voor Opsporing en Redding (INSARAG), die in 1991 werd opgericht.
De INSARAG zorgt niet enkel voor de coördinatie bij een hulpactie (in nauwe samenwerking met de lokale overheid), maar door regelmatig internationaal overleg, vormingen en oefeningen, zorgen ze ervoor dat de honderden SAR-teams wereldwijd dezelfde standaarden hanteren, op elkaar zijn ingespeeld en gecoördineerd kunnen worden ingezet.
De SAR-teams en hun leden moeten regelmatig bijgeschoold worden om hun erkenning om internationaal op te treden te kunnen behouden. In België werd een aantal jaren geleden beslist om hierin niet meer te investeren en zo werd de ‘INSARAG-licentie’ van B-fast niet verlengd.
De operatie in Turkije en Syrië was de grootste INSARAG-interventie ooit
Terwijl de Turkse regering onmiddellijk haar verzoek om internationale bijstand deed, bleef de Syrische regering angstvallig stil. Zonder een dergelijk verzoek kan geen enkele staat zoek- en reddingsteams sturen in de kritieke uren na de ramp.
Aan Syrische zijde trof de aardbeving vooral de door de oppositie gecontroleerde gebieden rond de noordwestelijke stad Idlib. Het zoeken en redden van overlevenden was daarom geen prioriteit voor de Syrische regering. In plaats daarvan moest de internationale hulp rechtstreeks naar de door de oppositie gecontroleerde gebieden worden gebracht, over de grens met Turkije.
Vanuit Turkije lopen verschillende wegen en toegangswegen naar Noord-Syrië, maar deze zijn door de Syrische regering gesloten. Slechts één grensovergang (Bab al-Hawa) was geopend, maar de weg ernaar toe was vernield door de aardbeving.
Het noordwesten van Syrië bleef dus lange tijd verstoken van hulp en de vrijwilligers van de Syrische organisatie White Helmets hebben met hun blote handen en primitieve apparatuur door het puin moeten graven om overlevenden en lijken te vinden. Door hun ervaring met het redden van slachtoffers uit het puin van gebombardeerde gebouwen, slaagden ze erin om toch 3.000 levens te redden.
De Verenigde Naties schatten dat er in Noordwest-Syrië minstens 6.500 doden en meer dan 10.000 gewonden vielen.
De rol van SAR-teams
Sinds begin deze eeuw werden meer dan 130 miljoen mensen getroffen door aardbevingen en vielen er 800.000 doden (CRED). Armere landen worden in verhouding zwaarder getroffen door het gebrek aan goede en nageleefde bouwnormen en ondoeltreffende hulpstructuren.
Search & Rescue is daarom de prioriteit na een aardbeving. Alhoewel buren en familie de eersten zijn die onmiddellijk met de blote hand op zoek gaan naar overlevenden, is het belangrijk dat er zo snel mogelijk gespecialiseerde teams kunnen optreden. We weten immers dat 85 tot 95 procent van de overlevenden bij aardbevingen in de eerste 24 uur na de ramp worden gered.
De SAR-teams beschikken niet enkel over speciaal opgeleid personeel en honden en materieel zoals kranen, graafmachines en hydrolische vijzels, maar ook over high-tech-uitrusting. Zo werden in Turkije drones ingezet om de omvang van de verwoesting in beeld te brengen en vervolgens 2D- en 3D-kaarten op te stellen.
Drones werden ook ’s nachts gebruikt tijdens de reddingsoperaties om grote gebieden (tot 8.000 m²) te verlichten. Daarnaast zijn warmtebeeldcamera’s en kooldioxidedetectoren van cruciaal belang om eventuele overlevenden onder het puin op te sporen en te lokaliseren. Er werden ook NASA’s FINDER-instrumenten (Finding Individuals for Disaster Emergency Response) ingezet die hartslagen kunnen detecteren onder 10 meter puin door gebruik te maken van microgolfradarsensoren.
Lokale (nationale) SAR-teams zijn het meest efficiënt, niet enkel omdat ze kunnen worden ingezet in de meest kritische fase na de aardbeving en dus het meest kans maken op redden van levens, maar ook omdat ze de plaatselijke taal en gewoontes kennen.
Dit betekent echter niet per sé dat – indien er voldoende gespecialiseerde lokale SAR-teams beschikbaar zijn – er geen internationale SAR-teams nuttig en nodig zijn. Ze hebben een toegevoegde waarden omdat ze soms beschikken over gespecialiseerd materieel (zoals bijvoorbeeld de NASA FINDER), de lokale teams kunnen aflossen, en een niet onbelangrijke public relations-rol hebben. Ze mobiliseren immers de internationale media en interesse en kunnen zo een invloed hebben op de internationale fondsenwerving.
Toch is de rol van de media bij het inzetten van ISAR-teams niet enkel positief. ISAR-teams krijgen veel media-aandacht, ook vaak wanneer er dringender behoeften zijn, zoals voor water en onderdak. Angst voor kritiek in de media is al vaak een reden geweest voor een ISAR-respons, zoals het aanvragen van ISAR wanneer dat onnodig wordt geacht of het inzetten van ISAR om kritiek te vermijden.
Zo kreeg de Noorse regering bakken kritiek toen zij weigerde haar ISAR-middelen in te zetten na de zeer dodelijke aardbeving in Haïti in 2010. Deze schrik voor kritiek en de verwachtingen van het publiek ten aanzien van ‘internationale reddingen’ en de opwindende beelden die dat oplevert, spelen een belangrijke rol in de keuzes van regeringen bij het bepalen van hun internationale bijstand.
Zo werd na de aardbeving in Haïti in 2010 een kind na twee dagen levend van onder het puin gehaald door een SAR-team uit Israël. De omstanders scandeerden ‘Israël, Israël’ toen het kind tevoorschijn werd gehaald. De beelden gingen de wereld rond en zorgden voor een enorme pr-stunt voor Israël.
Wat is de kostprijs van een (I)SAR?
Het is niet evident om de kostprijs van het inzetten van een ISAR te bepalen. De totale kost hangt af van de grootte van het team, de hoeveelheid materieel, de transportkosten, en het al dan niet meerekenen van de onderhouds- en stand by-kosten.
Studies schatten de gemiddelde kostprijs voor een SAR-team van 50-70 mensen en 30 ton materieel op ongeveer 850.000 euro. In een recente uitgebreide studie (Search without Rescue?, BMJ 2020) wordt deze schatting bevestigd.
Hoe efficiënt zijn de ISARS?
In dezelfde studie is de efficiëntie van ISAR-teams nagegaan en de conclusies zijn niet mals. Zo stellen ze dat Internationale zoek- en reddingsacties te laat komen om een significante bijdrage te leveren aan het redden van levens en duur zijn in vergelijking met de opleiding en voorbereiding van de plaatselijke bevolking. De cijfers uit de studie spreken dan ook voor zich.
Tijdens hulpoperaties na 14 aardbevingen tussen 1985 en 2015 hebben 475 ISAR-team bijna 550 mensen levend van onder het puin gehaald. De helft daarvan na de aardbevingen in Haïti (134) in 2010 en in Turkije (144) in 1999 ([1])
Dit betekent dus dat gemiddeld per ISAR-team er één persoon wordt gered (eigenlijk 1,16).
De studie heeft aan de hand van gegevens van de ISAR-zendingen van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten tussen 2010 en 2015, berekend dat de kostprijs per gered leven 925.000 dollar bedraagt.
Zelfs al kunnen we stellen dat een mensenleven geen prijs heeft, het zijn toch enorme bedragen en moet men zich niet de vraag stellen of deze fondsen niet efficiënter kunnen worden geïnvesteerd.
Bijna 20 jaar geleden werd in het Wereld Rampenrapport 2004 van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halvemaanverenigingen naar aanleiding van de zware aardbeving in Bam (Iran) al deze vraag gesteld. 34 ISAR-teams uit 27 landen vonden slechts 22 mensen in leven.
Lokale reddingsteams werden binnen enkele minuten ingezet, en zij redden 157 levens met slechts tien speurhonden. Zoals Mostafa Mohaghegh, directeur internationale zaken van de Rode Halve Maan, destijds opmerkte: “Ongetwijfeld is het opleiden en voorbereiden van lokale zoek- en reddingsteams veel effectiever dan het inschakelen van buitenlandse teams. Het is niet alleen kosteneffectief, maar vooral ook tijdbesparend. Bij zoek- en reddingsacties zijn de eerste minuten, uren en dagen van vitaal belang”.
Een zesdaagse zoek-en-reddingsmissie van Europa naar Iran (zes mensen met vijf honden) kost minimaal 50.000 dollar. Met hetzelfde bedrag kan men een tweejarig trainingsprogramma voor drie Iraanse honden en hun geleiders financieren. Ze kunnen uren in plaats van dagen na een ramp ingrijpen. En ze zijn in het land om te blijven.
Besluit
SAR-teams zijn zonder enige twijfel van groot belang en nut bij het redden van levens na een aardbeving. Om zoveel mogelijk slachtoffers te helpen, moeten ze echter zo snel mogelijk (lees een paar uur na de ramp) operationeel zijn. De vraag is of internationale zoek- en reddingteams nuttig zijn en vooral of het nodig is om tientallen teams te sturen uit alle uithoeken van de wereld.
De cijfers tonen duidelijk aan dat internationale SAR-teams (te) duur en weinig efficiënt zijn en dat er dus veel meer moet worden geïnvesteerd in het versterken van de lokale Search en Rescue-capaciteit. Landen die in aardbevingsgevoelig gebied liggen, moeten kunnen beschikken over grote aantallen goed uitgeruste teams die regelmatig kunnen oefenen en ervaring uitwisselen met collega’s uit andere landen.
Indien bij een ramp dan toch blijkt dat de nationale capaciteit onvoldoende is, moeten internationale teams beschikbaar zijn. Er zou dan zoveel mogelijk op regionaal vlak moeten worden samengewerkt en opgetreden. Zo zou de SAR-capaciteit van de Europese Unie verder moeten worden uitgebouwd en kan de EU dan bijvoorbeeld samenwerken met andere landen in de regio rond de Middellandse Zee en zo substantieel bijdragen aan het versterken van hun lokale SAR-capaciteit.
Dit impliceert wel een mentaliteitsverandering zowel van de overheden als van het publiek. Overheden moeten hun pr-ambities ondergeschikt maken aan het efficiënt inzetten van publieke middelen en het publiek moet begrijpen dat het niet belangrijk is dat Belgen in beeld komen of ons land een goed imago heeft, maar wel dat hun belastinggeld besteed wordt om maximaal levens te redden.
De inzet van een B-fast-veldhospitaal om de lokale gezondheidsstructuren te ondersteunen in Turkije was hoogstwaarschijnlijk een meer efficiënte inzet van middelen dan het sturen van een 156ste SAR-team.
Axel Vande veegaete
Axel Vande veegaete (67) heeft er een carrière van bijna 40 jaar opzitten in de humanitaire sector, zowel op het terrein als op hoofdzetels, voor internationale organisaties en NGO’s.
Eerst heeft hij in Afrika gewerkt in noodsituaties (vluchtelingenkampen, conflicten in Angola, Eritrea, Rwanda, Somalië en Soedan). Daarna terug in Europa: bij het Belgische Rode Kruis voor het opstarten van de internationale werking, en in het Europese bureau van het Internationale Rode Kruis en op de hoofdzetel in Genève.
Daarna was hij verantwoordelijk voor de internationale werking bij Rode Kruis-Vlaanderen om vervolgens als wetenschappelijk coördinator humanitaire diensten mee te zorgen om de activiteiten van Rode Kruis-Vlaanderen evidence based te onderbouwen en wetenschappelijk onderzoek op te zetten. Hij eindigde zijn carrière als directeur van het Consortium 12-12 en ging met pensioen eind 2019.
Voornaamste referenties:
INSARAG, INSARAG Guidelines, beschikbaar: https://www.insarag.org/about
CRED. EM-DAT, The International Disaster Database, beschikbaar: https://www.emdat.be/
Anna Rom, Illan Kelman, Search without rescue? Evaluating the international search and rescue response to earthquake disasters, British Medical Journal, Global Health 2020. Vol. 5 Issue 12.
IFRC, World Disasters Report 2004, pg. 80-89, beschikbaar: https://www.climatecentre.org/downloads/files/reports/World%20Disaster%20Reports/WDR%202004.pdf
[1] Meeste cijfers afkomstig van OCHA-rapporten (coördinatiemechanisme van de VN).
Lees verder (inhoud maart 2023)