Aimé Césaire: ‘Over het kolonialisme’

Het is meer dan 20 jaar geleden dat ik, en velen met mij, via de vaardige pen van de Amerikaanse journalist Adam Hochschild, voor de eerste keer een beeld kreeg aangereikt van wat er zich tijdens Congo Vrijstaat onder het bewind van Leopold II (1885-1908) in het groene hart van Afrika had afgespeeld.

Voordien was dat een vage donkere plek geweest in mijn historisch bewustzijn – grotendeels onaangeroerd gebleven tijdens het geschiedenisonderwijs van mijn schoolcarrière. Nu klinkt dat ongelooflijk, maar voor dat boek wist ik haast niets over de wrede plundering en de brutalisering van de talloze volkeren van Congo als slachtoffers van Leopolds nietsontziende economische exploitatie.

Een jaar later, in 1999, kwam Ludo De Witte uit met ‘De moord op Patrice Lumumba’, een al niet minder ontluisterend boek over de periode rond de onafhankelijkheid en de Belgische betrokkenheid bij de moord op de eerste premier van Congo. Lumumba was een democratisch verkozen leider die iets te voortvarend te werk ging in het ontvoogden van zijn land, althans volgens de voormalige kolonisator.

Elke postkoloniale leider die in die tijd het werkwoord ‘nationaliseren’ in de mond nam, kon er zeker van zijn dat er negatieve reacties vanuit de vroegere moederlanden zouden volgen. Lumumba bekocht het met zijn leven en zijn nabestaanden moesten tot nu wachten vooraleer het laatste wat er van zijn stoffelijk overschot zou resten, namelijk een tand (maar ook dat is niet bewezen), terugkregen.

Er was ook het onvermijdelijke ‘Heart of Darkness’ (1899) van Joseph Conrad, dat decennialang het populaire beeld van Centraal-Afrika bepaalde als het ‘donkere continent’ waarin allerlei wild-primitieve en duistere praktijken plaatsvonden, ook al was de roman een vage aanklacht tegen racisme.

De eerste twee boeken zijn geschreven door westerse auteurs die de gebeurtenissen vooral bekeken vanuit een economische en politieke-historische invalshoek. De Poolse-Britse Conrad maakte een literair verhaal dat de waanzin in beeld bracht van een koloniaal systeem.

Aimé Césaire kwam zelf uit Martinique dat gekoloniseerd was door Frankrijk. Hij had gestudeerd in Parijs en kon spreken vanuit het hoofd van zowel gekoloniseerde als kolonisator.

Toen hij zijn boek ‘Over het kolonialisme’ schreef, in het begin van de jaren 1950, zaten de meeste koloniale regimes nog stevig in het zadel, en was er nog weinig zelfinzicht te bespeuren in de koloniale scholen en de Europese hoofdsteden. De wetenschap dat heel het koloniale verhaal fundamenteel fout zat en gebaseerd was op een moreel verwerpelijk en onwetenschappelijk concept dat racisme heet, was nog ver weg.

Aimé Césaire (1913-2008)
Aimé Césaire (1913-2008) (foto: uitgeverij De Geus, 2022)

Césaires analyse gaat over de koloniale mentaliteit die gepaard gaat met de dehumanisering van mensen. Hij citeert talloze actoren: koloniale ambtenaren, legerleiding, politici, maar ook filosofen die lid zijn van de Académie française, zoals Ernest Renan die in 1871 dingen zegt zoals: “de regeneratie van inferieure of ontaarde rassen door superieure rassen is deel van de voorzienige orde van de mensheid”.

Afgezet tegen dat soort citaten lijkt Hitlers discours (die Césaire ook citeert) helemaal niet meer zo buitenissig. Césaire betoogt zeer effectief dat de dehumanisering niet alleen gebeurt ten opzichte van de gekoloniseerde: “kolonisatie dehumaniseert zelfs de meest beschaafde mens. De koloniale handelwijze, de koloniale onderneming, de koloniale verovering, die gebaseerd is op minachting van de inheemse mens en wordt gerechtvaardigd op basis van diezelfde minachting, (…). En dat de kolonisator, die om zijn geweten te sussen zichzelf eraan went de ander als het beest te zien en zichzelf traint om hem als dusdanig te behandelen, de neiging heeft om zelf in een beest te veranderen.” Het aantal aangebrande citaten die Césaire aanvoert, is groot.

Minutieus ontrafelt hij de racistische rationaliteit van de westerse koloniale mens, die de meest absurde argumenten hanteert om zijn superioriteitsgedachte te onderbouwen. Zo heeft hij het over een ‘complex van afhankelijkheid’ die beweert dat gekoloniseerde volkeren psychologisch gemaakt zijn om afhankelijk te zijn: “zij vergen het, ze verlangen het, ja, ze eisen het zelfs op.”

Om die overduidelijk compleet arbitraire conditie te verklaren, halen ze er de psychoanalyse en het existentialisme bij. Zo wijzen ze een kinderlijke verlatingsangst toe aan de gekoloniseerde bevolking die de handelwijze van de koloniale machten moet verantwoorden. De cognitieve dissonantie die het gevolg is van die ideologie hield lang stand en blijft tot op vandaag opduiken omdat ze ons zo makkelijk ontslaat van onze verantwoordelijkheid.

Aimé Césaire verbindt die heersende koloniale mentaliteit ook met de maatschappelijke evoluties in Europa: “het historische drama van Afrika is dat Europa zich is gaan verbreiden op het moment dat het in handen viel van gewetenloze financiers en industriemagnaten en dat het onze pech was dat wij dit Europa op ons pad zijn tegengekomen en dat Europa verantwoordelijk is voor de grootste stapel lijken in de geschiedenis”.

Hij maakt, niet met zoveel woorden, de marxistische analyse van wie de grootste profiteurs waren van het koloniale systeem. In directe zin was dat inderdaad het westerse kapitaal, maar nu weten we natuurlijk dat onze hele samenleving decennia heeft geprofiteerd van de goedkope aanvoer van grondstoffen en de ontwikkeling van onze maakindustrie waarvan alle toegevoegde waarde hier werd gerealiseerd.

Het is ook dankzij de hoge concentratie aan arbeiders in de industrie en de grote behoefte aan hoger geschoolden die gepaard ging met snelle technische ontwikkelingen dat we in het Westen opeenvolgende democratische revoluties zagen die allemaal ons leven drastisch hebben verbeterd.

De kosten van al die goedkope ontwikkelingen zijn de voorbije eeuw echter grotendeels afgewenteld op de ex-kolonies, met als grootste uitwas: de klimaatverandering. Deze landen betalen nu de prijs voor meer dan een eeuw van ongebreidelde uitstoot die ze zelf niet hebben veroorzaakt.

Césaire werd ook politiek actief en engageerde zich (korte tijd) in de Franse communistische partij. Een keuze die veel politici uit de periferie gemaakt hebben tijdens de vroege dekolonisatieperiode omdat ze de rauwe kant van het kapitalisme aan den lijve hadden ondervonden.

De kant van de kosten die in het Westen in toenemende mate zijn afgewenteld, terwijl hier dramatische verbeteringen van de sociale zekerheid en levensstandaard plaatsvonden die maakten dat de tevredenheid van de bevolking over de sociaaldemocratie overwegend groot was.

Een muurschildering op een skatepark in een Parijse voorstad brengt hulde aan Aimé Césaire
Een muurschildering op een skatepark in een Parijse voorstad brengt hulde aan Aimé Césaire (foto: © Par Barraki — Travail personnel, CC BY 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=10278908)

Het is belangrijk dat stemmen zoals Césaire aan bod komen in het dekoloniseringsdebat dat vandaag weer oplaait, net zoals andere stemmen van de négritude-beweging zoals Léopold Senghor en anderen.

Het interessante aan die beweging was dat ze draaide om zelfbewustzijn en zelfdefiniëring van de eigen culturele en historische banden met het Afrikaanse continent. Dat was nodig om de Franse koloniale politiek en culturele en morele overheersing te breken.

Vandaag kan ze helpen om mensen die bewust of onbewust leven in de diaspora in het Westen en die zich nog steeds als ‘Ausländer’ behandeld voelen.

Koen Stuyck

Aimé Césaire, Over het kolonialisme, uit het Frans vertaald en van een voorwoord voorzien door Grâce Ndjako, oorspronkelijke titel Discours sur le colonialisme (Editions Présence Africaine, Parijs, 1955), uitgeverij De Geus, Amsterdam, 2022, 102 p. ISBN 978 90 445 4647 7


Lees verder (inhoud juni 2022)


Dit vind je misschien ook leuk...