Bijbelse reflecties bij het gewelddadig optreden van de staat Israël
De voorbije weken ging het in Israël van kwaad naar erger. De Standaard bracht het bericht: ‘Netanyahu is de regie over Israël helemaal kwijt… Een week geleden stond Israël niet eens zover van een burgeroorlog’. ‘Netanyahu dendert voort als een pletwals: in Israël dreigt de dictatuur’, enz.
In deze Paastijd vonden we het gepast om de vraag te stellen of de staat Israël niet in totale contradictie is met de waarden en de essentie van de joodse traditie zelf. We vroegen aan Paul De Witte, exegeet, oud-leraar en 20 jaar lang CIMIC-docent over de relatie tussen jodendom en christendom, hoe hij vanuit Bijbels perspectief naar de huidige toestand kijkt.
Hij stelde een artikel voor dat hij al in 2009 schreef voor het tijdschrift Kenteringen. Er is intussen niets wezenlijk veranderd, alleen is alles nog erger geworden. De vraag is of Israël überhaupt nog leefbaar is. Een beklijvend achtergrondartikel, dat we met de toestemming van de auteur enigszins hebben ingekort.
Bij wijze van inleiding een persoonlijke reflectie: ik, Paul De Witte, wil niet beschuldigd worden van antisemitisme. Het is een gewoonte geworden van de verdedigers van de zionistische politiek van de staat Israël om allen die daar kritische bedenkingen bij hebben, te beschuldigen van antisemitisme. Deze beschuldigingen zijn vaak goedkoop en doen niet ter zake. Ook kritische joodse auteurs worden voortdurend geconfronteerd met die beschuldigingen.
Ik zeg in alle eerlijkheid van mezelf dat ik geen antisemiet ben. Ik durf mijzelf zelfs een filosemiet noemen. Ik ben al vele jaren bezig met de studie van de joodse Bijbel. Ik ben ook promotor van een consequent volgehouden joodse lezing van de vroege christelijke geschriften, die ik beschouw als joodse geschriften, die zonder de achtergrond van TeNaCH, (de joodse benaming van wat christenen het Oude Testament noemen) onbegrijpbaar en oninleefbaar zijn. En dat geldt zeker ook voor hedendaagse lezers.
Ik heb mij gedurende mijn hele loopbaan als leraar katholieke godsdienst met heel mijn wezen ingezet tegen elke vorm van racisme, waarvan het antisemitisme een duidelijk en extreem voorbeeld is. Ik heb mijn leerlingen met een zeer kritische blik leren kijken naar de kerkelijke geschiedenis, die vaak heeft uitgeblonken in velerlei vormen van antisemitisme.
Ik beschouw mijn liefde voor de joodse schrift die misschien wel de voornaamste, maar vaak niet uitdrukkelijk genoemde pijler is van onze cultuur, als een teken van mijn filosemitisme.
1. Historische en actuele voorbemerkingen
Het is in het kader van dit artikel onmogelijk om op deze punten grondig in te gaan. Toch is het nodig om ze even te vermelden omdat anders de Bijbelse reflecties onvoldoende geaard zouden kunnen zijn. Elk denken gebeurt steeds in een bepaalde historische context en deze laatste is en blijft steeds geworteld in de geschiedenis.
De erfenis van de Shoah of Holocaust
Na een geschiedenis van antisemitisme, die uitgelopen is op de gruwel van de Endlösung der Judenfrage door Nazi-Duitsland, heb ik alle begrip voor het streven van de joden naar een veilig huis om te wonen voor henzelf en zeker voor hun kinderen. Ik begrijp dat joden zeggen: ‘dat willen we nooit meer laten gebeuren’.
Ook hier durf ik te stellen dat ik aan dit begrip mijn bijdrage heb geleverd. Mijn leerlingen kunnen getuigen dat ik in de tien laatste jaren van mijn leraarschap heel veel aandacht heb besteed aan deze zwartste bladzijde van de Europese geschiedenis. Mijn hele lesprogramma van het laatste jaar van het secundair onderwijs hing ik vast aan het gebeuren van de Shoah, om van daaruit de verschillende onderdelen van het lescurriculum te bespreken: lijden en dood, recht en onrecht, solidariteit, Bijbelse invulling van opstanding uit de dood, enzovoort.
Van hieruit begrijp ik ook het Europese trauma dat het gevolg is van de schuldgevoelens die nog steeds bij Europeanen leven omdat ze de Shoah hebben laten gebeuren. Dit trauma mag er echter geen oorzaak van zijn dat wij voor de staat Israël andere standaarden hanteren dan voor andere staten. We mogen niet ontkennen dat deze neiging bestaat: de staat Israël mag zich blijkbaar ongestraft veel meer veroorloven dan andere staten.
De staat Israël mag zonder enige sanctie voortdurend resoluties van de Verenigde Naties naast zich neerleggen. Dit geeft de indruk dat staatsterreur is toegelaten, wanneer deze wordt uitgeoefend door een staat, waarvan de bevolking bestaat uit mensen of afstammelingen van mensen die in het verleden slachtoffer zijn geweest van gruwelijke misdaden tegen de mens(elijk)heid.
Een rechtvaardige internationale politiek vraagt dat alle staten beoordeeld worden op grond van dezelfde criteria. De staat Israël mag in deze geen uitzonderingspositie opeisen. Ook deze stelling heeft niets te maken met antisemitisme.
De geschiedenis van het jodendom
Er is in 2008 een boek verschenen van Shlomo Sand, een joodse historicus en professor aan de universiteit van Tel Aviv. Hij is een belangrijke representant van de zogenaamde ‘nieuwe historici’, die er verantwoordelijk voor zijn dat zowat twintig jaar geleden in Israël de hel losbarstte – elders was het allemaal al lang geweten – en waardoor het ‘uur van de waarheid’ aanbrak.
De zorgvuldig opgebouwde mythen van de joodse staat werden de ene na de andere door joodse geleerden zelf onderuitgehaald. Deze ‘nieuwe historici’ herschreven de geschiedenis van de oprichting van de staat, archeologen verwezen de Bijbel als betrouwbare historische bron naar de prullenmand. En in september 2008 verscheen dan het boek van Sand, waarin de basis van het zionisme en de bestaansreden van de staat Israël, als een op zand gebouwde mythe werden ontmaskerd.
Sand stelt duidelijk dat wie zich op het gladde ijs van een zoektocht naar ‘rassen’ begeeft en conclusies begint te trekken – wat vanaf de 19de eeuw en vooral in de eerste helft van de 20ste eeuw met rampzalige gevolgen gebeurde, niet alleen in Duitsland, maar in de hele westerse wetenschappelijke wereld – kan verwachten dat die tocht op niets uitloopt. “Er is nog niemand”, aldus Shlomo Sand, “die erin is geslaagd een waterdichte definitie van begrippen als ‘ras’, volk, etnie en dergelijke meer te geven”.
Waarom zouden de joden daarin slagen? Dit komt omdat ze vastzitten aan een negentiende-eeuwse historische traditie. Die heeft weinig met historische wetenschap en historische kritiek, maar alles met ideologie te maken.
De 19de eeuw was nu eenmaal de eeuw van het nationalisme en de joden, naar het voorbeeld van zovele anderen, probeerden te bewijzen dat zij een apart ‘ras’, een apart volk waren. Met de implicatie dat zij nationale rechten claimden in een land dat het hunne niet was.
De Bijbel diende als bewijs dat dit land (nvdr: Israël) wél het hunne was. Velen van die pseudo-historici namen de Bijbel dan ook zeer ernstig, ook al was een groot aantal van hen totaal ongelovig.
Ze ‘nationaliseerden’ de Bijbel dan maar, ontdeden die van alles wat spiritueel en godsdienstig was en herleidden hem tot een territoriale doctrine of een uiterst gevaarlijke ideologie, die vandaag nog steeds dienstdoet als fundament voor een expansionistische en onderdrukkende politiek van de staat Israël.
Iets over Hamas en bepaalde islamitische staten
Laat mij toe dit item zeer bondig aan te snijden, en dit vanuit een misschien niet verantwoorde christelijke vraag, die ik stel vanuit de Bergrede van Mattheüs: is de zelotische tactiek van Hamas wel lonend om hun grotendeels ‘gerechtvaardigde’ doelen te bereiken: een Palestijnse staat die in volle vrijheid kan functioneren, teruggave van land aan de oorspronkelijke Palestijnse bewoners en eigenaars, enz?
De vraag is of een andere en meer geweldloze strategie op de wat langere termijn niet meer effect zou hebben dat het uitdagende geweld van Hamas. Deze geweldloze of tenminste geweldarme strategie is wellicht meer in staat de politiek van de staat Israël te ontmaskeren als ‘staatsterreur’.
De leiders van Hamas weten maar al te goed dat Israël met exorbitant geweld zal reageren op de sporadische raketaanvallen van Hamas buiten Gaza. De vraag is dan ook of zij daardoor hun volksgenoten niet automatisch in gevaar brengen. Ook is algemeen geweten dat in Gaza Hamas geen ideologische tegenstand duldt en dat die tegenstanders vaak genadeloos worden aangepakt.
Hiermee zeg ik niets over de gerechtvaardigde strijd van dit onderdrukte Palestijnse volk dat in Gaza door Israël in een open gevangenis wordt opgesloten. Deze frustrerende situatie roept vanzelfsprekend geweld op.
Ook heb ik soms het nare gevoel dat de Arabische staten geen constructieve politiek voeren, dat ze op grote schaal hun Palestijnse zusters en broeders in de steek laten en lijken te kiezen voor een verrottingsstrategie, waarbij ze weinig consideratie hebben met vele Palestijnse slachtoffers. Mogen sommige van die staten niet verdacht worden op zijn minst Hamas te misbruiken voor hun eigen politieke en militaire hidden agenda?
2. Het misbruik van TeNaCH en andere heilige schriften
Er zijn geen gevaarlijker geschriften dan Heilige Schriften. De hele kerkelijke geschiedenis is hiervan een duidelijk voorbeeld. Maar dit geldt ook voor andere religies en ook niet-religieuze ideologieën, ook al zullen die wellicht geen gebruik maken van de omschrijving ‘woord van God’.
Zodra ‘heilige schriften’ zonder meer gepromoveerd worden tot ‘woord van God in zich’ is het hek van de dam. Heilige schriften van welke religie of godsdienst ook zijn in zich nooit woord van God.
Deze schriften kunnen wel tot woord van God worden wanneer ze in mensen en in de geschiedenis zo gaan werken dat ‘alle’ mensen en ‘alle’ volkeren en ‘alle’ samenlevingen er beter van worden.
Wanneer de Bijbel als ‘woord van de God van Israël’ of als ‘woord van de God van Jezus’ of wanneer de Koran als ‘woord van Allah’ alleen maar worden gebruikt om voor de aanhangers van die respectievelijke godsdiensten bepaalde voorrechten te claimen, dan houden die schriften automatisch op ‘woord van God’ te zijn. Dan verworden ze tot een heilloze pervertering van zichzelf.
Toegepast op de ‘joodse staat Israël’ is deze stelling meer dan ooit van toepassing. Ik verklaar mij nader.
Ik verruim hier, maar dan vanuit het standpunt van ‘heilige schriften’, wat ik hierboven al schreef. De eerste zionisten waren voor het overgrote deel areligieuze, velen waren zelfs ronduit atheïstische joden.
Het is ook geweten dat de overgrote meerderheid van de huidige joodse inwoners van de staat Israël bestaat uit seculiere joden. Het merkwaardige is dat deze seculiere joden wel gebruik maken van hun bijbel als argument voor hun alleenrecht op erets Israël.
Voor het overige speelt die bijbel in hun leven nauwelijks of geen echte ‘religieuze’ rol meer van betekenis. Dit is een uiterst gevaarlijke zaak, omdat hieruit blijkt dat de bijbel gereduceerd wordt tot een ideologisch argument voor een bepaalde politiek van overheersing en bezetting van een land, dat reeds lang voor de stichting van de joodse staat bewoond werd door inwoners van dat grondgebied, dat we aanduiden als ‘Palestina’. Het land was dus al bewoond letterlijk door ‘Palestijnen’.
Dit alles wijst op de zeer dubbelzinnige betekenis van de aanduiding ‘joodse staat’.
De seculiere joden, die zich distantiëren van de religieuze joden, verdedigen het bestaansrecht van een joodse staat, ja zelfs van het bestaan van een soort van ‘groot Israël’, op grond van religieuze argumenten, die ze verwoord vinden in hun heilige schrift, waaraan ze voor het overige liefst niet te veel worden herinnerd. Dit wijst op een selectief gebruik van de heilige schrift: als het maar in ons politiek kraam past.
3. Van Abram tot Abraham
In Genesis 12,1-3 wordt Abram (‘Verheven Vader’) weggeroepen uit de wereld van de volkeren om een ‘andere’ weg te gaan dan die van de volkeren. In de tekst worden aan Abram drie beloften gedaan: “Dan zegt de ENE tot Abram: ga, jij, weg uit je land, uit je geboortetent en uit het huis van je Vader, naar het land dat ik je zal doen zien; Ik zal je maken tot een groot volk, ik zal je zegenen, ik zal groot maken jóuw naam; word een zegen. Ik zal zegenen wie jou zegenen en wie jou verwenst zal ik vervloeken; door jou zullen gezegend zijn alle volkeren op de akker!”
Drie zaken worden dus in het vooruitzicht gesteld: land (erets), een groot volk worden en een zegen zijn voor alle volkeren op de akker.
Deze drie beloften zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie één van die beloften wegneemt, zaagt de poten weg van onder de andere twee.
Toch stelt deze tekst ons in de context van de hele Bijbel voor een groot probleem, dat vooral wordt veroorzaakt door de dubbele betekenis van het Bijbelse grondwoord erets, dat zowel slaat op het land (Israël) als op de hele aarde. De betekenis ‘aarde’ horen we in de eerste zin van de Bijbel: “Sinds het begin is God schepper van de hemelen en de aarde (erets)”.
Wie dus met Hebreeuws gevormde oren het woord erets hoort, beluistert altijd de twee betekenissen: het lot van de hele aarde is verbonden met dat van erets Israël én omgekeerd.
[fotobijschrift] Het offer van Abraham door schilder Laurent de la Hyre (Wikipedia: Publiek Domein).
En dat wordt bevestigd door de twee andere beloften aan Abram: je wordt pas een groot volk (en wat betekent hier ‘groot’? Slaat dat op een kwantitatief of op een kwalitatief gegeven?) wanneer je als volk van de belofte een zegen wordt voor alle volkeren op aarde.
Het beloofde land (erets) beantwoordt maar aan de bedoelingen wanneer het een proeftuin wordt voor de hele aarde (erets). De zegen van de ENE daalt maar neer over het volk in het land als dit volk een zegen is voor alle andere volkeren op de hele te bewerken akker, waar werk van moet worden gemaakt opdat hij voor ieder tot bron van geluk zou worden.
Er valt over deze tekst natuurlijk nog veel meer te zeggen. Toch nog één zaak: van zodra Abram – en (volgens een belangrijke Bijbelse leessleutel die stelt dat pars pro toto ieder individu staat voor allen) Abram staat dus voor het hele volk – van dit perspectief werk begint te maken, krijgt hij vanwege de ENE een nieuwe naam: Abraham, wat betekent: “Vader van een menigte volkeren”.
En is deze Abraham niet te omschrijven als de vader en de broeder van alle mensen zonder land en zelfs zonder religie op zoek naar humaniteit en gerechtigheid voor allen?
Als het hedendaagse Israël, dat er bewust voor blijft kiezen een joodse staat te zijn, aan politiek doet, dan zal het in ieder geval niet achteloos aan de grondstrekking van deze fundamentele tekst mogen voorbijgaan. Indien het dat wel doet, dan schiet het in de eigen voet, waardoor het niet meer in staat is nog op weg te gaan om partner te zijn van de verworpenen der aarde in het realiseren van de beloften, die aan die ‘zwervende Arameeër’ én hun stamvader Abraham zijn gedaan.
Het land. Enkele bedenkingen vanuit het eerste boek van de profeten: Jozua
De Thora (de vijf boeken van Mozes) verhaalt, na de wording-verwekking van Israël te midden van de volkeren op aarde (centraal thema van Genesis), het wegtrekken uit het slavenhuis Egypte en de lange weg doorheen de woestijn naar het beloofde land (vooral in Exodus en Numeri).
Daar in die woestijn moeten ze leren hun leven te heiligen tot in al zijn aspecten (Leviticus). Aan die grens, met zicht op het land, houdt Mozes zijn slottoespraak (Deuteronomium), waarin hij het volk aanmaant te leven “naar de Thora”.
Dan zal er ‘zegen’ over hen komen. Anders zal vloek hun deel zijn: verbanning uit het land. De auteur van Deuteronomium, schrijvend in de tijd van of na de Ballingschap, weet waarover hij spreekt, want hij heeft zelf de Ballingschap naar Babel meegemaakt.
De intocht in het land gebeurt onder leiding van Jozua (Jehoshua: JHWH brengt bevrijding, redding, verlossing; dezelfde naam als Jezus van Nazareth). Het boek Jozua gaat dus over de intocht in het land, die dubbel getypeerd kan worden als landgave én als landname.
Wat wil de auteur dan met zijn verhaal bewerkstelligen?
De Thora is een reisboek, een reisgids, die mensen op weg moet helpen naar het Land van alle Beloften. Een leidraad dus naar een land van vrijheid en gerechtigheid. In de mate het volk zijn leven richt op de Thora komt er beloofd land in zicht.
Vanuit deze visie op dit Bijbelgedeelte zien we dus een verschuiving van materieel land (met bepaalde geografische grenzen) naar een land van vrede, vrijheid en recht, waar mensen mogen samenleven op basis van de Thora, die waar ook ter wereld tot een weg kan worden om een menselijke gemeenschap op te bouwen.
En dit betekent iets heel belangrijks in verband met het onderwerp van dit artikel: het boek Jozua omschrijft het land op een mythisch-religieuze wijze, en niet materieel-historisch. Dat het historische land wellicht veel kleiner was dan het in Jozua beschreven land heeft een diepe theologische betekenis: wanneer mensen wonen in een land van alomvattende vrijheid, waar iedereen welkom is, in het bijzonder de wees, de weduwe en de vreemdeling, daar hebben mensen een onmetelijke ‘menselijke’ ruimte ter beschikking om in te leven en te ademen. Deze ruimte wordt niet gemeten in vierkante kilometers, maar in Thora-levenskwaliteit.
Ik beschik hier niet over de ruimte om andere aspecten van het boek Jozua uitvoerig te belichten. Daarom beperk ik mij tot de drie grondwoorden die centraal staan: land, volk en Thora.
Door de verstrengeling van de drie thema’s (in het land-erets moet het volk de Thora doen, en dat is hetzelfde als de JHWH – de ENE dienen) worden twee dingen duidelijk gemaakt.
Ten eerste dat het dienen van de ENE niet een abstracte, zuiver geestelijke bezigheid is. Hem dienen doe je (als volk en als enkeling) op een bepaalde plek, op jouw plek met je beide benen op de grond, op de bodem van het land, dat de Eeuwige je God je daartoe heeft gegeven.
En ten tweede wordt duidelijk dat de inname en het bezit van het land nooit een doel op zichzelf mogen zijn, zoals ook de bevrijding uit Egypte nooit een doel op zich was. Uit Egypte voerde de weg naar Sinaï, naar het verbond en de Thora. En van Sinaï voerde de weg naar het land.
Bij de uittocht werd Israël een volk. Bij Sinaï ontving het de Thora. En bij de intocht verkreeg het het land om daarin de Thora concrete gestalte te geven. Volk, Thora en land horen dus onverbrekelijk bij elkaar. Wanneer een van de drie uitvalt, zijn de andere twee verminkt.
In het boek Jozua wordt beklemtoond dat een verbreking van de band met de ENE tegelijkertijd een verbreking betekent van de band met het land: “wanneer jullie het Verbond overtreden van de ENE jullie God, dat Hij jullie gebiedt, en heengaan, om andere goden te dienen (macht, overheersing, discriminatie van de vreemdeling, enz…) en jullie voor die goden neer te buigen, dan brandt de toorn van de Eeuwige tegen jullie, en jullie vergaan snel uit het goede land dat Hij jullie geeft”. (Jozua 23,16).
Dat de verovering en het bezit van het land geen vanzelfsprekende zaak is, wordt ook zichtbaar in de manier waarop de inname van het land wordt verteld.
Het begint al bij de intocht: het volk trekt niet uit eigen kracht de Jordaan over: het is de ark van de Eeuwige, waarin de 10 Woorden ten leven worden meegedragen als in een verplaatsbare tempel, die de overtocht mogelijk maakt.
Net als de uittocht wordt ook de intocht getekend als een wonder (3,5). Voor de verovering van het land geldt hetzelfde. Model hiervoor staat de ‘verovering’ van Jericho, die helemaal geen verovering is (Jozua 6). “Niet door je zwaard en niet door je boog (24,12), maar door de stem van de sjofar (6,20) die ook bij de Sinaï klonk” (Ex.20,16). De verdeling van het land ten slotte, gebeurt niet volgens het beginsel ‘wat je verovert mag je houden’, maar door het lot, d.w.z. op aanwijzing van de ENE.
Het boek vertelt dat het volk het land ‘neemt’ (11,16.19.23), maar ze konden en mochten dat alleen omdat de Eeuwige het hun ‘gaf’ (1,2.6.11.15; 5,5).
“Jullie trekken deze Jordaan over om te gaan beërven het land dat de Eeuwige jullie God jullie geeft, om het te beërven.” (1,11) En daarom, omdat het land meer ‘gegeven’ dan ‘genomen’ wordt, is het bezit ervan niet onvoorwaardelijk (23,11), maar staat het in het teken van het dienen van de ENE (24).
Deze laatste bedenking is de enige weg om te ontkomen aan het zeer gevaarlijk en hachelijk karakter van de woorden “onze God heeft ons dit land gegeven”. Hoe kunnen we vandaag nog deze woorden hanteren zonder dat ze terecht komen in een bedenkelijk ideologisch vaarwater, waarin ‘onze God’ nog alleen wordt gebruikt (misbruikt) om een bepaalde imperialistische en letterlijk ‘uitsluitende’ landpolitiek te voeren?
Het is en blijft gewoon gevaarlijk en dus te mijden om de naam van welke god ook (JHWH, Allah, enz…) te gebruiken in ethische en volkenrechtelijke discussies. Het ideologisch misbruik loert achter elke hoek. Daarbij mogen we niet vergeten dat vanuit de joodse Thora ‘het dienen van de ENE’ identiek is met het dienen en emanciperen van de Naamgenoten van de ENE in ons midden: wezen, weduwen, vluchtelingen en vreemdelingen.
4. Tot slot een stelling vanuit deze Bijbelse reflectie
Als ik de joodse schrift goed begrijp, dan kan ik deze gedachtegang het best samenvatten in volgende stelling: vanuit het Bijbelse Israël, zoals dat in de vooral mythisch te kwalificeren verhalen zichzelf als ‘uitverkoren volk’ heeft verwoord, verliest de huidige staat Israël zijn recht van bestaan als ‘volk van JHWH’, omdat het door zijn optreden verzaakt aan zijn universele roeping om een bron van heil te zijn voor alle volkeren op aarde.
Voor een Real-politicus klinken deze Bijbelse (niet mijn) woorden natuurlijk naïef en dwaas.
Toch denk ik dat de leiders van de staat Israël ze zeer ernstig moeten nemen. Niemand beschikt over een glazen bol. We kunnen niet in de toekomst kijken. Maar de staat Israël in zijn huidige constellatie is op lange termijn niet houdbaar, tenzij deze staat zich tot de tanden toe (ook nucleair) blijft bewapenen. En dit laatste blijft maar mogelijk dankzij de onvoorwaardelijke steun van de VS én van het door schuldgevoel ten aanzien van ‘de joden’ getormenteerde Europa.
Ik stel mij enkel de vraag: zou Israël er ook voor de eigen toekomst niet goed aan doen om zijn hypocriete en slechts in schijn theocratische staat op te geven en te doen wat de meerderheid van de eigen joodse bevolking ‘feitelijk’ gelooft: maak van Israël een democratische seculiere staat, waarin alle bewoners van gelijke politieke en economische rechten kunnen genieten.
Maak van jullie land een democratische voorbeeldstaat, die ik zou durven aanduiden als een seculiere Thorarepubliek, die absoluut geen theocratie is, integendeel zelfs.
Want wie van erets (dat dus zowel de hele aarde als de het land Israël betekent) een godheid en dus een afgod maakt, die wordt onnoemelijk gevaarlijk voor mensen en die wordt vanuit de Thora gezien radicaal ontrouw aan de ENE, de God van Israël.
Zou deze in de Bijbel gewortelde keuze niet maken dat de staat Israël zich niet meer verplicht zal voelen om beroep te doen op het barbaarse geweld waartoe het telkens weer overgaat wanneer het zich in zijn bestaan bedreigd voelt en waardoor het telkens opnieuw de facto afdrijft van en ontrouw wordt aan de roeping waartoe dit volk zich vanuit de eigen godsdienstige traditie geroepen voelt?
Sommige van deze vragen klinken misschien pretentieus. Daarom voeg ik er eerlijkheidshalve aan toe dat ook alle politici, die zich bijvoorbeeld ‘christelijk’ durven te noemen, zich diezelfde uitdagende vragen moeten stellen: is ook hun optreden gedragen door deze ene vraag: komt ons politiek handelen primair ten goede aan de verworpenen der aarde, hier en waar ook ter wereld?
Paul De Witte
Paul De Witte is exegeet, oud-leraar godsdienst en is nog verbonden aan Jebron in Aalst.
Een uitgebreidere versie van deze tekst verscheen in Kenteringen van maart 2009.
Lees verder (inhoud maart 2023)