Chinezenhaat bestrijden met meer en betere kennis over China
Dat haat diepe wortels heeft, blijkt uit het recente racisme tegenover Chinezen, dat erg zichtbaar is geworden sinds de uitbraak van het coronavirus. Chinezen worden verweten – al dan niet moedwillig – verantwoordelijk te zijn voor de uitbraak.
Wie enig historisch besef heeft, weet dat het virus niet de oorzaak, maar de aanleiding is voor de opflakkering van Chinezenhaat. In mijn maart-column voor MO*-magazine (1) heb ik de verschillende gezichten van de haat tegenover Chinezen kort geschetst en de onderliggende mythe van het ‘Gele Gevaar’ onder de loep genomen.
Deze mythe maakte opgang in de tweede helft van de 19de eeuw en is merkwaardig gestoeld op het idee dat China het Westen omver wou werpen en hierbij gebruik zou maken van allerlei vuile en vuige praktijken, gaande van infiltratie, over corruptie tot het aanzetten van verslaving.
Deze mythe werd belichaamd door het personage Fu Manchu, een vileine schurk die lafhartig te werk gaat om zijn vijanden om te brengen door bijvoorbeeld wilde dieren op hen los te laten of erger nog bacteriën en schimmels te verspreiden. Het is een figuur die in het leven werd geroepen door de Engelse romanschrijver Sax Rhomer.
Later volgden films en stripverhalen en zo werd het negatief stereotype van Chinezen verspreid in de Angelsaksische wereld en verder naar andere landen. Deze mythe is toch wel merkwaardig omdat ze een spiegelreflectie is van het imperialistische Westen dat erop uit is om niet-westerse culturen uit te roeien of althans zo te transformeren naar westers voorbeeld.
China had in de 19de eeuw geenszins de ambitie, noch de kracht om de rest van de wereld te dwingen tot sinicisering (nvdr: onder dwang de Chinese cultuur en gebruiken overnemen). Bovendien ben ik onaangenaam verrast dat deze 19de-eeuws racistische mythe zo snel en zo gretig opgepikt werd naar aanleiding van de coronapandemie.
De notie van het ‘Gele Gevaar’ was al een tijdje in onbruik geraakt. Door de economische opkomst van Oost-Azië sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de indruk gewekt dat deze stereotypes stilaan uitgedoofd waren. Aziaten hebben bewezen dat zij net zoals westerlingen een hedendaagse samenleving kunnen opbouwen gebaseerd op rationaliteit en organisatiezin.
De Singaporese diplomaat Kishore Mahbubani heeft er zijn levenswerk van gemaakt. Hij schrijft en praat via mondiale kanalen over de opkomst van Azië en verklaart het economische succes door een goed functionerende staat die wetenschap, technologie en de zogenaamde ‘Aziatische waarden’ hoog in het vaandel draagt.
In de jaren tachtig verbaasde Japan de wereld en de VS in het bijzonder met een spectaculaire economische groei die omschreven werd met de metafoor van een ‘economisch’ mirakel. In het kielzog van Japan volgden de zogenaamde Aziatische ‘draken’, verwijzende naar Zuid-Korea, Taiwan, Singapore en Hongkong.
Vanaf het nieuwe millennium ging China, weliswaar met een communistisch regime, behoren tot deze groep van niet-westerse opkomende economieën. De economische welvaart ging ogenschijnlijk gepaard met meer appreciatie voor en beter begrip van Aziaten en de Oost-Aziatische culturen.
Het hoogtepunt was de zomer van 2008 met de organisatie van de Olympische Spelen in de Chinese hoofdstad Beijing. De mondiale media waren toen vol lof voor de efficiëntie van het gastland en het warme onthaal die de sporters en supporters er te beurt vielen.
Maar in hetzelfde jaar brak de bankencrisis uit, eerst in de VS, gevolgd door de EU, die een hoogtepunt bereikte in het najaar van 2008. In dezelfde periode lanceerde de toenmalige Amerikaanse president Barack Obama een beleid van terugkeer naar Azië, wat door China gezien werd als een teken om de groeiende macht van China in Azië in te perken.
De VS werd lid van het Trans-Pacific Partnership, (nvdr: Trans-Pacific Partnership (TPP) was een voorgesteld vrijhandelsverdrag waarover werd onderhandeld tussen Australië, Brunei, Canada, Chili, Japan, Maleisië, Mexico, Nieuw-Zeeland, Peru, Singapore en Vietnam; onder Trump trok de VS zich terug in 2017) dat landen van Amerika en Azië omvat behalve China. Het hoeft geen betoog dat dit beleid van terugkeer naar Azië de relaties tussen de VS en China als opkomende economische wereldmacht niet ten goede kwam.
Sinds de uitbraak van het coronavirus zijn we nog meer afgegleden naar een wereld van toenemende spanningen, polarisering, demonisering van de andere en pleidooi voor ontkoppeling in plaats van verbinding. Het meest choquerende neveneffect van de covid-19-situatie is de uitbarsting van de anti-Aziatische, en meer bepaald anti-Chinese sentimenten, die de kop opstaken grotendeels gevoed door voornoemde geopolitieke rivaliteit tussen de VS en China.
China wordt beschuldigd van neokolonialisme op het Afrikaanse continent. China wordt voorgesteld als een technologie-dief die niet in staat is om op eerlijke wijze hoogtechnologische producten en diensten te ontwikkelen. Dit negatief beeld van de Chinees wordt door de covid-19-situatie aangevuld met de weinig benijdenswaardige termen van ‘vleermuiseter’ tot ‘virusverspreider’.
De Chinese overheid wordt zowaar voorgesteld als het kwaad zelve: een autoritair regime dat de oorsprong van het virus in de doofpot wilde stoppen en klokkenluiders op brutale wijze het zwijgen oplegde en op dirigistische wijze de bevolking onderdrukt.
Het is inderdaad zo dat tijdens de eerste periode van de virusuitbraak in het najaar van 2019 de Chinese overheid zich onvoldoende bewust was van de ernst van de situatie en de klokkenluiders als onrustzaaiers werden weggezet. Maar na deze eerste periode van verwarring en angst heeft China draconische maatregelen getroffen om het virus onder controle te houden, zoals een volledige lockdown van de stad Wuhan.
In diezelfde periode waren wij evenmin of zelfs nog minder bewust van wat een pandemie inhoudt en wat de impact op ons persoonlijk alledaags leven zou kunnen zijn. Ik herinner me nog goed hoe virologen in de eerste periode van de lockdown ons deden geloven dat het geen nut had een mondkapje te dragen om dan enkele maanden later het dragen ervan met aandrang aan te raden.
Persoonlijk heb ik geen probleem met het fenomeen van het voortschrijdend inzicht. Het leven is immers een leerproces. Maar dit principe moet dan ook op iedereen toegepast worden, dus ook op China en de Chinezen.
In februari en maart vorig jaar werden vele Chinezen en Aziaten, die een mondmasker droegen, bespot en gepest op straat en in de winkels. Een Chinese collega vertelde me dat hij een sjaaltje droeg over zijn mondkapje als hij inkopen ging doen in de plaatselijke supermarkt om buiten schot te blijven van publieke beschimping.
Sinds vorig is de Chinezenhaat opnieuw aan de oppervlakte gekomen: in het ene land al driester dan in het andere. Vooral in de VS tiert de haat tegenover Aziaten welig. Beelden waarbij Chinese ouderen op straat fysiek worden aangevallen louter vanwege hun Chinees-zijn, zijn zonder meer schokkend. Het is des te erger dat het aantal incidenten blijft toenemen.
In België komt fysiek geweld tegenover Chinezen – gelukkig – weinig of niet voor. Toch neemt verbaal geweld tegen Chinezen toe, wat vaak een voorbode kan zijn van fysieke aanvallen. Dit is des te schrijnender omdat we toch leven in een tijdperk van postkoloniaal denken waarin de zogenaamde superioriteit van het Westen ontkracht is geworden en de gelijkwaardigheid van culturen en mensen voorop staat.
Hoe komt het dan dat gedateerde racistische beelden en ranzige taal over het ‘Gele Gevaar’ zo snel aan populariteit winnen en circuleren zonder enige reflectie, schroom of zelfkritiek?
Eén plausibele verklaring hiervoor is de grote onwetendheid over China: de geschiedenis, cultuur en de hedendaagse ontwikkelingen in de Chinese samenleving. In ons onderwijssysteem komt de kennis over China niet systematisch aan bod. Op universitair vlak is er de opleiding Chinese studies aan de KU Leuven, Chinese taal en cultuur aan de UGent en sinds 2014 is Chinese taal en cultuur ingebed in de opleiding toegepaste taalkunde, vertalen en tolken van de Universiteit Antwerpen.
In andere departementen zijn misschien hier en daar enkele geïsoleerde vakken, maar er is geen systematische structuur die kennis over China belicht. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men geen graten ziet in het oprakelen van versleten racistische moppen. Een racistische grap over Chinezen maken of fake news als waarheid aanzien, is meer dan een uiting van wansmaak, maar getuigt des te meer van een totaal gebrek aan kennis van de wereldgeschiedenis en reflectie over de nieuwe mondiale verhoudingen van de 21ste eeuw.
Sensibilisering alleen is onvoldoende. Er moeten structurele oplossingen komen om openheid en kennis van China en bij uitbreiding de wereldgeschiedenis vanuit diverse perspectieven te bevorderen. Alleen zo kunnen we op basis van kennis, inzichten en wederzijds respect in vrede met elkaar samenleven.
We hebben deze eensgezindheid en verbondenheid als mens nodig om de huidige planetaire uitdagingen aan te pakken. Elkaar bespotten op microniveau of op geopolitiek vlak met elkaar wedijveren met als bedoeling de uitroeiing van de andere zal de ondergang van ons allen betekenen.
Als mens behorend tot de mensheid hebben we geen baat bij het treiteren en het pesten van de andere. Niemand wil terug naar grootschalige, wederzijdse ondermijnende oorlogen waarbij onschuldige levens gratuit worden opgeofferd.
Ching Lin Pang
Ching Lin Pang is als antropologe verbonden aan de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven. Met een open blik bestudeert ze de hedendaagse ontwikkelingen in Azië met een focus op China.
(1) Een racistische grap over Chinezen maken is méér dan een uiting van slechte smaak. Fu Manchu en de kwalijke mythe van het gele gevaar (MO*, 25 maart 2021) https://www.mo.be/column/fu-manchu-en-de-kwalijke-mythe-van-het-gele-gevaar