Jan Celie: ‘We worden er allemaal beter van. Meer verbondenheid en gelijkheid als remedie tegen de depressiepandemie’

Dit is de licht aangepaste versie van de inleiding die Paul Verhaeghe bij dit boek schreef.

Heel veel mensen raken nooit onder de kerktoren vandaan. Tot een paar generaties terug mocht je de omschrijving letterlijk nemen, tegenwoordig vooral figuurlijk. Deze ochtend nog hoorde ik in de supermarkt een dame op leeftijd klagen over het feit dat er in Portugal zoveel toeristen rondlopen – vroeger, toen ze jong was, vond ze het er véél aangenamer.

Iedereen neemt het vliegtuig alsof er geen wolkje aan de lucht is, maar zonder dat we het beseffen reist de kerktoren mee in onze bagage. Zelfs aan de andere kant van de wereld ontmoeten we gelijkgezinden, mensen met dezelfde denkbeelden die ons ervan overtuigen dat wij het juist voorhebben. Ontsnappen aan de kerktoren is geen eenvoudige zaak.

Een kleinere groep slaagt daar wel in, zo lijkt het toch. Ik heb het over Vlamingen en Nederlanders die de deur van het vaderland achter zich hebben dichtgetrokken (soms dichtgegooid) en al jarenlang in den vreemde wonen.

Het zijn migranten, zelf benoemen ze zich liever als expats. Hun moedertaal beheersen ze nog nauwelijks, en wanneer ze Nederlands praten, is het met een lokaal accent. Hun denkbeelden zijn even lokaal geworden als dat accent, sommigen spreken over hun vaderland met enige neerbuigendheid. Nieuwe rijken zijn het, die hun afkomst verloochenen, tenzij de vermelding bijdraagt tot hun aureool.

Odysseus achterna

Gelukkig zijn er uitzonderingen, mensen die de kerktoren zonder afkeer of nostalgie achter zich gelaten hebben en er zelfs met enige liefde aan terug denken. Andere horizonten hebben hun blik en hun denken rijker, ruimer en dus kritischer gemaakt. Odysseus is hun patroonheilige, bij zijn terugkeer is hij dezelfde en toch anders. Jan Celie behoort tot deze uitzonderingen.

Op de leeftijd van zeventien krijgt hij een neurologische diagnose, met als boodschap dat hij een universitaire studie beter kan vermijden. Hij studeert voor onderwijzer en staat enkele jaren voor de klas. In 1984 stelt hij zich kandidaat voor Up With People, een Amerikaanse non-profitorganisatie die jongvolwassenen uit heel de wereld selecteert om samen zingend en dansend een positieve boodschap van protest te brengen. Na een opleiding in Tucson (Arizona, VS) trekt hij met dit internationale gezelschap de wereld rond – de leden verblijven bij gastgezinnen en maken kennis met andere culturen en overtuigingen. De eigen kerktoren wordt een kerktoren, een van de vele.

Na Up With People zit een terugkeer er niet onmiddellijk in, zijn Wanderjahre komen eraan. Hij verblijft en werkt in verschillende landen, de VS, Fiji, Nieuw-Zeeland, Japan, Vietnam, Cambodja, India en Zwitserland. Muziek blijft belangrijk, met een eigen groep trekt hij door Europa en organiseert hij succesvolle pop-upoptredens lang voordat de term trendy werd.

In België geeft hij vooral muzikale workshops in asielcentra, gevangenissen, psychiatrische ziekenhuizen en dagverblijven. Dat is geen toeval, want de mens, en zeker de mens die anders is, intrigeert hem. Op rijpere leeftijd besluit hij psychologie te studeren en neemt plaats in de aula’s van de Gentse universiteit tussen jongens en meisjes van achttien.

Jongens en wetenschap

Het docentenkorps bekijkt ‘mature students’ met de nodige scepsis – hun verwachtingen zouden meer op Netflixseries zijn gebaseerd dan op wetenschappelijke belangstelling, en na de eerste examens statistiek en methodologie vallen de meesten af.

Jan blijft, hij slaagt jaar na jaar en kiest voor de richting klinische psychologie, met een uitdrukkelijke belangstelling voor de wetenschappelijke onderbouwing en de kritische implicaties van een correct gehanteerde methodologie. Na het behalen van zijn masterdiploma wil hij deze belangstelling hard maken in een eigen doctoraatsonderzoek en daarvoor komt hij bij mij aankloppen.

Zijn onderzoeksvragen zijn pertinent. Waarom blijven de psychologische en psychiatrische problemen zo sterk toenemen? Hoe zit het met de diagnostische criteria voor depressie? Waarom is de terugval zo groot, terwijl ‘evidence-based therapies’ doeltreffende behandelmodellen beweren aan te bieden?

De farmaceutische industrie pretendeert toch al decennialang dat ze de biochemische processen zo goed als ontcijferd heeft en medicijnen aanbiedt waarvan de werkzaamheid wetenschappelijk bewezen is? Ergens klopt er iets niet.

Na zes jaar onderzoek moet Jan vaststellen dat niet alles wat blinkt ook wetenschappelijk goud is, en dat zelfs de gouden standaard (meta-analyses) geen waterdichte garanties biedt. Wie vertrouwd is met research, weet dat een enkelvoudig onderzoek nooit volstaat om iets als waar te aanvaarden; ‘replicatie’ (hetzelfde onderzoek overgedaan door anderen) is noodzakelijk.

Onmiddellijk daarbij aansluitend, is er een tweede, nog belangrijker methode: de meta-analyse. Onderzoeksresultaten van verschillende onderzoeken over hetzelfde onderwerp worden statistisch gebundeld, waardoor een grotere ‘power’ tot stand komt en de conclusies een sterkere overtuigingskracht krijgen. Vandaar dat overheden graag meta-analyses als inspiratie voor hun beleid gebruiken.

Zulke analyses zijn slechts bruikbaar als ze voldoen aan strenge voorwaarden, onder meer wat de kwaliteit van de oorspronkelijke onderzoekingen betreft. Het vraagt een stevige kennis van statistiek en onderzoeksmethodologie en bovendien veel tijd om dit na te kijken, met als gevolg dat het te weinig of zelfs niet gebeurt.

In zijn doctoraat toont Jan Celie aan dat geen enkele van de zo geroemde meta-analyses over depressie aan de voorwaarden voldoet. Hun conclusies horen in de wetenschappelijke prullenmand, de ‘evidence-based’ claims over de doeltreffendheid van psychotherapeutische en farmacologische behandelingen zijn gebaseerd op los zand.

Dit spoort met een andere vaststelling: het ‘spontane’ herstel van een niet-behandelde depressie verschilt niet eens zoveel van een behandelde…

Jans ontmaskering van deze meta-analyses is op zich belangrijk en werd terecht bekroond met een publicatie in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften. Helaas zo gerenommeerd dat ze onleesbaar zijn voor het gewone publiek. Enkel bij mensen die gelijkaardig onderzoek doen, komen er wat bevestigende knikjes. Daarna volgt een stilte.

Postdoctorale depressie en hoe eraan te ontsnappen

Er bestaat zoiets als een postdoctorale depressie. Bij mijn weten is er geen onderzoek naar gedaan, maar ik heb veel postdocs met deze ‘aandoening’ zien worstelen. De erkenning die ze krijgen, staat niet in verhouding tot hun jarenlange arbeid, en een aantal van hen valt in een diep, zwart gat.

Niet zo bij Jan – een verhuizing naar een afgelegen plek gaf hem de rust om een en ander te overdenken en, vooral, nog verder uit te diepen.

Wat hem steeds duidelijker werd, was het ontbrekende deel in de farmacologisch-psychiatrische en het psychologisch-therapeutische research naar depressie. Menswetenschappers hebben al decennialang de mond vol over de noodzaak aan biopsychosociaal onderzoek. In de praktijk gaat het overgrote deel van de fondsen naar het biomedische veld en moet de psychologie zich tevredenstellen met wat kruimels die van de tafel vallen.

Het sociale veld krijgt niets, want hun resultaten zijn niet te vermarkten. Toch weten we sinds het ontstaan van de psychiatrie dat er een overduidelijke correlatie bestaat tussen het behoren tot een lagere sociale klasse en opnames in de psychiatrie. In het begin van de vorige eeuw, bij de start van de psychotherapie, werd dat verband nogmaals zichtbaar, zij het in omgekeerde richting, want Freuds patiënten behoorden tot de rijke bourgeoisie, zij waren de enigen die het konden betalen.

De klachten onderaan en bovenaan de sociale ladder zijn overigens vergelijkbaar, maar voor de verklaring moeten we nog een halve eeuw wachten.

Ook onderzoekers moeten hun kerktoren (hun kamer) durven te verlaten en te rade gaan bij andere disciplines, zoals de sociologie en de epidemiologie. Voor iemand als Jan is dat geen probleem, rondtrekken is zijn ding.

Heel snel ontdekt hij hoe de bevindingen uit zijn doctoraatsproject naadloos aansluiten bij belangrijk onderzoek uit de sociale wetenschappen. De puzzelstukjes vallen samen, het geheel is zo overtuigend dat het om een boek vraagt. Enkele jaren later ligt het er.

Knuppels in het hoenderhok

Zowel door de inhoud als de stijl heeft dit boek alles in zich om een bestseller te worden. De inhoud mag dan minder vrolijk zijn, de stijl deed mij alvast heel vaak glimlachen. Ik verzeker elke lezer dat hij of zij na de lectuur nooit meer op dezelfde manier naar een kip, een kippenhok of een haan zal kunnen kijken.

Naast kippen worden er ook mensen ten tonele gevoerd, echte mensen, vaak senior senioren, voor wie Jan duidelijk een boontje heeft. Hij beschrijft hen met de nodige liefde, hij leert van hen zonder ze te idealiseren. Tussendoor volgt er nog een vlucht naar en van Egypte en vernemen we waarom de Kolossen van Memnon af en toe aan het zingen slaan.

De beroemde Kolossen van Memnon in Egypte zijn twee enorme standbeelden die zijn overgebleven van de dodentempel van farao Amenhotep III op de westoever van de Nijl, nabij Luxor, het voormalige Thebe. In 27 v.Chr. raakte een van de beelden ernstig beschadigd door een aardbeving. Hierna begon dat beeld bij zonsopgang een vaag, fluitend geluid te maken (foto: Wikipedia).
De beroemde Kolossen van Memnon in Egypte zijn twee enorme standbeelden die zijn overgebleven van de dodentempel van farao Amenhotep III op de westoever van de Nijl, nabij Luxor, het voormalige Thebe. In 27 v.Chr. raakte een van de beelden ernstig beschadigd door een aardbeving. Hierna begon dat beeld bij zonsopgang een vaag, fluitend geluid te maken (foto: Wikipedia).

En ja, de toestand is ernstig, maar niet hopeloos. De depressie-epidemie wordt een depressiepandemie, de oorzaak ligt niet in onze neurotransmitters, maar in de wijze waarop onze laatmoderne samenleving alles organiseert met het oog op winstmaximalisatie en economische groei; de behandelingen brengen weinig soelaas en maken op zich deel uit van de markt.

De gegevens daarover zijn, net zoals elke stelling in Jans werk, gebaseerd op objectief onderzoek dat betrouwbaar en valide is. Tussendoor krijgt de lezer een duidelijke uitleg over wat goede wetenschap is en aan welke criteria degelijk onderzoek moet beantwoorden.

Kritiek op het economische groeimodel lokt bij de gevestigde macht een voorspelbare reactie uit, voorspelbaar omdat deze dezelfde is als de reactie van de kerk op Galileo Galilei, vierhonderd jaar geleden: ontkenning en brandmerking. Wat toen weggezet werd als ‘ketters’, wordt tegenwoordig geminacht als ‘links’.

Wie de neoliberale religie achter zich gelaten heeft, zal weinig moeite hebben om het causale verband tussen het laatkapitalisme en de toenemende ongelijkheid vast te stellen, net zoals tussen ongelijkheid en de negatieve evolutie van zo ongeveer alle psychosociale gezondheidsindicatoren (denk maar aan de kwaliteit van ons onderwijs).

De enige verrassing in deze bevindingen is dat de negatieve evolutie (meer depressie, om maar het bekendste voorbeeld te noemen) voor iedereen geldt, ook voor mensen bovenaan de sociale ladder. De patiënten van Freud worstelden met vergelijkbare problemen als de sukkelaars in de Salpêtrière (Parijs) van Charcot, zij het in luxueuzere omstandigheden.

De toestand is ernstig, maar niet hopeloos. De ironische vaststelling dat het merendeel van ons depressief kan worden op grond van dezelfde oorzaken, is net een reden voor optimisme.

Het betekent dat de oplossing eenvoudiger is dan we denken – meer verbondenheid, meer gelijkheid – en vooral dat de positieve gevolgen voelbaar zullen zijn voor iedereen. Vandaar de titel: ‘We worden er allemaal beter van’. Hoe meer mensen zich hiervan bewust worden, des te sneller kunnen we het tij keren. ‘We’ – het is een taak voor ons allemaal.

Paul Verhaeghe

Deze boekrecensie verscheen op 2 december 2023 op de boekenblog van Paul Verhaeghe, met dank voor de overname: https://boekenblog.paulverhaeghe.com/jan-celie/

Jan Celie, We worden er allemaal beter van. Meer verbondenheid en gelijkheid als remedie tegen de depressiepandemie, (met een voorwoord van Paul Verhaeghe), Horizon, Overamstel Uitgevers, Amsterdam/Antwerpen, 2023, 384 p. ISBN 978 94 641 0428 8


Lees verder (inhoud december 2023)


Dit vind je misschien ook leuk...