De inzet van de klimaattop in Bakoe: geld
Van 11 tot 22 november vond de 29ste VN-klimaattop plaats in Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidzjan. Van deze COP29 werd vooral een nieuw, financieel doel verwacht dat het mogelijk maakt om klimaatverandering te beperken tot netto 1,5 graad opwarming en de gevolgen die we nu al ervaren, aan te pakken. Ook moest er liefst vooruitgang komen met de nationale klimaatplannen en de ontwikkeling van een werkprogramma dat de broodnodige synergiën met het wereldwijde biodiversiteitsverdrag creëert.
Of die verhoopte vooruitgang er uiteindelijk gekomen is, heeft u ongetwijfeld vernomen via de media: COP29 in Bakoe werd echter een complete mislukking (zie twee artikels onderaan).
In dit artikel legt Koen Stuyck de financiële uitdagingen uit waar de onderhandelaars mee te maken hadden, in een politieke context die alleen maar moeilijker is geworden met de uitslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
Alleen al in de voorbije maand oktober heeft de wereld te maken gehad met een lange lijst van verwoestende weersverschijnselen, zoals storm Boris, orkaan Oscar of de overstromingen in Valencia. Telkens is het menselijk leed enorm en de economische schade immens, terwijl de wetenschap glashelder is: extreem weer zal vaker voorkomen en intenser zijn.
Om ons hierop voor te bereiden, moeten alle landen investeren in natuurherstel, onze grootste bondgenoot in de strijd tegen klimaatverandering. We moeten dringend stoppen met het vernietigen van de bestaande natuur. Om nog erger te voorkomen, moeten we onze uitstoot van broeikasgassen dringend afbouwen door onze economieën te elektrificeren en onze samenlevingen als geheel te decarboniseren.
Er is wél geld
Terwijl Europese landen, Noord-Amerika, Australië en Japan hoge schulden torsen, hebben zij nog steeds de middelen om te investeren omdat hun solvabiliteit niet bedreigd is; in de meeste westerse landen zijn de eigen inwoners de grootste schuldeisers. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de overheidsschuld vaak wordt gefinancierd door binnenlandse instellingen, bedrijven, banken, en particuliere beleggers.
In veel gevallen zijn bijvoorbeeld pensioenfondsen belangrijke houders van staatsobligaties, omdat die investeringen een relatief veilig rendement bieden voor de pensioenopbouw van burgers. Deze staten kunnen niet failliet gaan en zijn ook niet gebonden aan tijdslimieten zoals dat bij burgers wel het geval is.
Dat betekent dat een staat kan en moet blijven investeren in de veiligheid en het welzijn van zijn inwoners, ook al liggen de opbrengsten wat verder in de toekomst. Investeringen in klimaatmitigatie en -adaptatie vallen bij uitstek onder die noemer.
De vele terugverdieneffecten, zoals voor de gezondheidszorg, zullen miljarden opleveren en zo ook een positief effect hebben op de nationale schuldenlast. Dit is vanzelfsprekend onafgezien de vermeden kosten van totaal uit de hand lopende klimaatextremen, een veelvoud van de investeringen uitmaken.
Zo zou een stijging van de temperatuur met 2,6° tegen 2050 leiden tot een daling van het wereldwijde BBP met 11 tot 14 procent. De kosten van de energietransitie (overgang naar een netto-nul-emissie economie) daarentegen worden geschat op ongeveer 1 tot 2 procent van het jaarlijkse wereldwijde BBP. Een groot verschil dus.
Wereldwijd wordt er ook voor 7000 miljard dollar (7,1 procent van het globale Bruto Nationaal Product) besteed aan subsidies en belastingvoordelen voor fossiele brandstoffen. In de huidige context is dat laaghangend fruit.
Door een groot deel van deze subsidies te heroriënteren naar het stimuleren van decarbonisatie komen de emissiedoelen een stuk makkelijker binnen handbereik te liggen. In eigen land gaat het om bijna 15 miljard euro.
WWF maakte een berekende schatting, waarbij de sociale tarieven ongemoeid worden gelaten, die uitwijst dat twee derde van die gederfde middelen rechtstreeks naar het stimuleren van elektrificatie kunnen gaan waardoor een derde overblijft voor de investering in natuurherstel en internationale klimaatfinanciering. Met andere woorden, hier ligt een enorme opportuniteit.
Dan zijn er nog de middelen die vrijkomen door de Europese koolstofmarktsystemen zoals ETS1 voor de industrie en ETS2 voor particulier verbruik (gaat van start begin 2027). Die kunnen en moeten integraal ingezet worden voor een rechtvaardige transitie zodat ook de minder kapitaalkrachtigen meegenomen worden en kunnen meeprofiteren van de vele voordelen, zowel voor burgers als de samenleving als geheel.
Tweemaal gestraft
Voor de meeste landen in het Globale Zuiden in de situatie helemaal anders. Hun schuldgraad is ook erg hoog, maar vooral is hun rentelast hoger dan die voor westerse landen, om verschillende redenen:
(1) Ze betalen meestal hogere rentevoeten op hun leningen dan westerse landen. Dit komt doordat beleggers en internationale financiële instellingen vaak een hoger risico toekennen aan leningen aan deze landen vanwege factoren zoals politieke instabiliteit, lagere kredietwaardigheid, en wisselkoersrisico’s. Westerse landen, met stabiele economieën en betrouwbare terugbetalingsgeschiedenis, kunnen doorgaans tegen veel lagere rentetarieven lenen.
(2) Veel ontwikkelingslanden lenen in buitenlandse valuta, zoals Amerikaanse dollar of euro, omdat ze moeilijk toegang hebben tot krediet in hun eigen munt. Wanneer de eigen munt in waarde daalt ten opzichte van deze harde valuta, worden de rentebetalingen en aflossingen in buitenlandse valuta duurder, waardoor de rentelasten in hun eigen valuta stijgen. Westerse landen lenen voornamelijk in hun eigen munt en lopen dit wisselkoersrisico minder.
(3) Ontwikkelingslanden lenen vaak voor kortere looptijden, omdat langetermijnfinanciering moeilijker te verkrijgen is. Dit betekent dat ze frequenter leningen moeten herfinancieren, wat de totale rentelast verhoogt, vooral wanneer de rente stijgt.
(4) In veel ontwikkelingslanden maken rentelasten een groter percentage uit van de overheidsuitgaven vergeleken met westerse landen. Dit beperkt hun financiële flexibiliteit en belemmert de mogelijkheid om in economische groei en publieke diensten te investeren.
Daarbovenop hebben deze landen een armere bevolking en een minder uitgebouwde staatsadministratie, waardoor de belastingopbrengsten er veel lager en minder betrouwbaar zijn, wat lastig is voor de staatsfinanciën en de donors die minder zeker zijn dat ze hun geld terugkrijgen binnen de voorziene termijnen.
Deze landen worden dus tweemaal gestraft: in de eerste plaats voor iets waar ze geen of nauwelijks aandeel in hebben, namelijk de klimaatextremen die we vandaag zien en die het gevolg zijn van de historische vervuiling door de industrielanden. Ze hebben niet de middelen om hun bevolking ertegen te verdedigen.
Hun economieën zijn nog steeds gebaseerd op extractiemodellen – m.a.w. hoe krijgen we zo snel mogelijk onze grondstoffen vanuit het binnenland naar de havens, zodat vervolgens alle toegevoegde waarde geoogst kan worden in het buitenland en vaak door westerse bedrijven.
Wegens een gebrek aan binnenlandse investeringen zijn er nauwelijks belastinginkomsten en moeten ze buitenlandse leningen aangaan, waarvoor ze dan ook buitensporige rentetarieven moeten ophoesten.
Bovendien gaat het in sommige gevallen om landen die nog over aanzienlijke biodiversiteit beschikken die de hele mensheid ten goede komt (denk aan de equatoriale regenwouden), maar daar helemaal geen (financiële noch andere) waardering voor krijgen.
Belangrijk financieel nadeel
En dan hebben deze landen nog een ander probleem. Sinds de opkomst van groene energie wordt er overal ter wereld gedroomd van een snelle uitbouw van zon- en windinstallaties in landen wiens industriële ontwikkeling nog grote stappen moet zetten: groene energie laat toe om de hele fossiele fase over te slaan.
De voordelen zijn legio: het potentieel aan zonne- en windenergie is massaal, er gaat geen of veel minder vervuiling mee gepaard (denk aan de decennia aanslepende olievervuiling in Nigeria), ze kunnen onafhankelijk worden voor hun energievoorziening van de fossiele producenten.
Toch is dat niet zo eenvoudig. Waar zit dan het probleem?
Groene technologie heeft een belangrijk financieel nadeel ten opzichte van fossiele brandstoffen: terwijl bij deze laatste de operationele kosten aanzienlijk zijn – je moet de brandstoffen immers blijven aanvoeren – is de initiële kapitaalsinvestering beperkt.
Bij groene technologieën is dat net andersom, waardoor de rentelast hoger is. Voor een armlastige regering is dat vaak een onoverkomelijke hindernis waardoor ze blijft inzetten op de oude vervuilende brandstoffen.
1000 miljard dollar per jaar
Dat alles maakt dat de inzet van deze ‘financiële’ klimaattop zo belangrijk is. Nu de doelstelling van 100 miljard per jaar internationale klimaatfinanciering eindelijk is gehaald, blijkt ze ook ruim onvoldoende te zijn. Ten opzichte van 2009 in Kopenhagen, toen de afspraak gemaakt werd, zijn de kosten van klimaatextremen zoals droogtes en overstromingen met mislukte oogsten en veel andere schade als gevolg, dramatisch toegenomen.
Ontbossing en omzetting van kostbare natuurlijke ecosystemen zoals mangroven, savannes en natte gebieden, vaak voor cash crops zoals soja en palmolie, eisen ook hun tol.
Uit het IPCC AR6-rapport blijkt dat we de financiële middelen tegen 2030 3 tot 6 keer moeten verhogen om de opwarming te beperken tot minder dan 1,5°C. Andere instituten zoals UNEP en de OESO komen tot nog hogere cijfers. Een consensus rond 1000 miljard dollar lijkt zich af te tekenen bij waarnemers, ook al wordt een akkoord aartsmoeilijk te bereiken.
Gezien de historische verantwoordelijkheid van het Westen, en alle andere bovenstaande argumenten, is het duidelijk dat de traditionele industrielanden het grootste deel van deze financiering moeten leveren, zoals ook staat gestipuleerd in het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (de zogenaamde Annex-II landen). Iets waar we allemaal overigens baat bij hebben, gezien het klimaat geen grenzen kent en de negatieve effecten nu ook bij ons toeslaan.
Koen Stuyck
“Step-up, pick-up the pace, and deliver”
Speaking to the press on the final days of COP29, UN Secretary-General António Guterres urged negotiators to find a compromise and deliver an ambitious and balanced package on all pending issues, including a new ambitious climate finance goal. “The need is urgent. The rewards are great. The time is short,” he said.
UN Chief António Guterres Urges Unity at COP29 in Baku: “Keep Your Eyes on the Bigger Picture to Tackle Climate Crisis”: https://www.youtube.com/watch?v=Ecskp4_jH2M
De balans van COP29: wie betaalt de prijs van de klimaatcrisis? (11.11.11)
De 29ste VN-klimaatconferentie (COP29) in Bakoe, Azerbeidzjan, is afgesloten met een akkoord dat bij velen vragen oproept. Ja, er is een toezegging door hoge-inkomenslanden gedaan om jaarlijks 300 miljard dollar beschikbaar te stellen voor lage-inkomenslanden tegen 2035. Daarmee wordt de doelstelling niet alleen op een veel te lange baan geschoven, het bedrag is ook niet voldoende.
Indrukwekkende cijfers, maar wat betekenen ze echt? En is het voldoende?
Deze klimaattop ging over geld. Meer bepaald over klimaatfinanciering. Dit is het geld waarmee lage-inkomenslanden zich kunnen beschermen tegen de gevolgen van de klimaatcrisis én kunnen investeren in duurzame energie.
Hoge-inkomenslanden hebben aangekondigd om tegen 2035 jaarlijks 300 miljard dollar beschikbaar te stellen voor klimaatfinanciering. Hoewel dit op het eerste gezicht een aanzienlijke verhoging lijkt ten opzichte van het eerdere doel van 100 miljard dollar, is de realiteit minder rooskleurig.
Eerst en vooral: rekening houdend met de inflatie betekent de 300 miljard dollar slechts een toename van 80 procent ten opzichte van het oude doel. Bovendien kan een aanzienlijk deel van dit bedrag bestaan uit leningen, inclusief commerciële leningen. Dit betekent dat lage-inkomenslanden deze bedragen moeten terugbetalen, vaak met rente.
Ondertussen schatten experts dat het Globale Zuiden jaarlijks tussen de 1 biljoen en 1,5 biljoen dollar nodig heeft om de klimaatuitdagingen effectief aan te pakken. Het huidige plan dekt dus slechts een fractie van wat echt nodig is.
Jaarlijks 7 biljoen dollar aan vervuilende subsidies
In schril contrast met de magere klimaatfinanciering staan de massa’s subsidies die hoge-inkomenslanden uitgeven aan fossiele brandstoffen. Die lopen jaarlijks op tot wel 7 biljoen dollar. Er zijn dus wel middelen. Alleen gaan die nu naar vervuilende subsidies in plaats van investeringen in klimaatfinanciering.
Hoge-inkomenslanden lijken dus terughoudend om vervuilende industrieën meer te doen betalen. Fossiele subsidies blijven onaangeroerd, terwijl klimaatfinanciering slechts mondjesmaat wordt opgevoerd.
Deze tegenstelling ondermijnt de geloofwaardigheid van hoge-inkomenslanden en laat zien dat politieke wil vaak tekortschiet om écht duurzame keuzes te maken.
De grote vervuilers ontspringen dus de dans, terwijl zij die het grootste slachtoffer van de klimaatcrisis zijn, de lasten moeten dragen.
Loss & damage
Als klap op de vuurpijl blijft het fonds voor klimaatschade zwaar onder gefinancierd. Het fonds was het paradepaardje van de vorige COP28 in Dubai en moet dienen om de schade door klimaatverandering te compenseren. Nu blijkt dat de middelen maar moeizaam volgen. In dat geval blijft het fonds een lege doos.
De beloofde middelen komen nauwelijks op gang, terwijl concrete afspraken over structurele financiering uitblijven. Vrijwillige bijdragen volstaan niet, en termen zoals acknowledge en considering onderstrepen de vaagheid van de onderhandelingen.
Een klein lichtpuntje: er wordt gewerkt aan betere toegang tot financiering voor de zwaarst getroffen gemeenschappen. Maar zonder voldoende middelen en duidelijke afspraken blijft het fonds vooral symbolisch. COP30 in Brazilië moet dit veranderen.
De tijd dringt. Elk jaar opnieuw weer harder
Maar de tijd dringt. De klimaatcrisis kunnen we niet op pauze zetten en kent geen grenzen. Het is nú aan hoge-inkomenslanden om hun verantwoordelijkheid te nemen. Niet alleen voor mensen in het Globale Zuiden, maar voor iedereen.
Deze analyse verscheen op maandag 25 november 2024 op de website van 11.11.11: https://11.be/verhalen/de-balans-van-cop29-wie-betaalt-de-prijs-van-de-klimaatcrisis
Lack of Progress at COP29 Puts Rights at Risk (HRW)
Governments Should Deliver Ambitious Climate Action Plans, Ensure Fossil Fuel Phaseout.
The United Nations Climate Change Conference (COP29), which wrapped up last weekend, failed to make sufficient progress to maintain global temperatures at 1.5 degrees Celsius and avoid the worst impacts of climate change.
COP29 ended with a global climate finance target that developing countries said was inadequate to enable them to tackle climate change.
One of the final texts of the conference did not clearly mention the need to transition away from fossil fuels, as previously agreed upon last year in COP28’s key outcome document. No further progress was made on this crucial topic at COP29.
Frontline communities have long borne the brunt of the impacts of fossil fuel production, and it is a human rights imperative to phase out all fossil fuels. Host Azerbaijan’s president, Ilham Aliyev, stated during his opening remarks at the conference that fossil fuels were a “gift of God,” suggesting that fossil fuel-rich countries are entitled to expand production.
COP29 also adopted new carbon market rules intending to allow countries to meet their Paris Agreement commitments through carbon offsetting projects. But the decision ignores a long history of such projects which have violated the land rights of rural communities and vastly overstated their climate benefits.
Azerbaijan’s crackdown on dissent limited meaningful participation of civil society during COP29. In the lead up to the conference, authorities arrested dozens of journalists, human rights defenders, and other government critics on spurious charges.
Climate activists were unable to march outside of the official conference venue, as protests are restricted in Azerbaijan, and were instead asked to gather inside a conference room within the UN-run ‘blue zone’.
Chanting wasn’t allowed, so protesters hummed instead. Some participants I spoke to, including human rights defenders, activists, and journalists, acknowledged they censored themselves and avoided publicly criticizing the Azerbaijani government over fears of retaliation.
Such restrictions are unacceptable. Meaningful civil society participation and the respect for basic rights and freedoms should be protected in climate negotiations, as they are essential for ensuring just and ambitious government actions to tackle the climate crisis.
Governments should urgently step up efforts to confront the climate crisis by submitting national emissions reduction targets by 2025 that are consistent with Paris Agreement goals. They should also deliver concrete plans to transition away from coal, oil, and gas within a clear timeline.
By Myrto Tilianaki (HRW)
Deze analyse verscheen op maandag 25 november op de website van Human Rights Watch: https://www.hrw.org/news/2024/11/25/lack-progress-cop29-puts-rights-risk
Financer la justice climatique et les droits humains (Amnesty International) https://www.amnesty.be/campagne/justice-climatique/finance-climatique
Azerbeidzjan maakt zich op voor klimaattop COP29 en drijft de repressie op https://cimic-npo.org/2024/10/26/56-008/
Lees verder (inhoud november 2024)