Tot de bodem – De toekomst van landbouw in Vlaanderen (deel 2)
De vurige debatten rond de stikstofproblematiek, de droogte, het biodiversiteitsverlies, de seizoensarbeid en de overmatige vleesproductie en -consumptie hebben landbouw weer helemaal op de maatschappelijke en politieke agenda gezet. De vraag dringt zich stilaan op of we in Vlaanderen en Europa effectief nog op een duurzame en economisch rendabele manier aan landbouw kunnen doen en hoe die landbouw dan vorm moet krijgen.
Uit het uiterst boeiende en actuele boek ‘Tot de bodem’ publiceren we hoofdstuk 7 over de veeteelt dat werd geschreven door Luc Vankrunkelsven en Karolien Burvenich van Wervel. Om het verteerbaar te houden voor de lezers van deze Nieuwsbrief splitsen we het hoofdstuk op in drie delen. Het eerste deel publiceerden we vorige maand, deel twee volgt hieronder en deel drie in Nieuwsbrief43.
Veehouders gekneld tussen hamer en aambeeld
De opkomst van boerenverenigingen: niet altijd in het belang van boeren
Naar aanleiding van de landbouwcrisis in de 19de eeuw ontstonden er in de tweede helft van die eeuw tal van boerenbonden. Zo zag anno 1890 de Belgische Boerenbond het licht door de synergie van pastoor Mellaerts en bankier Helleputte.
Gaandeweg werd dat de overheersende boerenbond, zelf gaandeweg gedomineerd door haar economische poot van coöperaties. Coöperaties die ze zelf had opgericht: Raiffeisenbank – nadien Cerabank, nu gefuseerd tot KBC –, toeleveringsbedrijven en allerlei diensten (8). Arvesta is het grootste Belgische veevoederbedrijf, en houdt zich daarnaast ook nog bezig met de verkoop van zaaigraan, meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en de Aveve-winkels.
De Boerenbondholding, MRBB, is een van de rijkste holdings in België en heeft door al haar diverse activiteiten belangen en invloed in de volledige agro-voedingsketen: van veevoeder en kunstmest tot graanopslag, groenteverwerking en zelfs slachterijen (9).
Door de economische belangen van de holding komen de echte boerenbelangen veelal op de achtergrond. Uiteraard is ook de Boerenbond(holding) een huis met vele kamers. Ook al primeren haar financiële belangen, op bepaalde aspecten ondersteunt ze wel degelijk de boeren, bijvoorbeeld inzake korte keten.
Er zijn ook kleinere zijprojecten zoals ‘Bio zkt Boer’, waarbij er wel degelijk wordt ingezet op ondersteuning van boeren in de omschakeling. Maar die initiatieven zijn allesbehalve de hoofdmoot van de organisatie, met name wanneer het op belangenverdediging aankomt. De Boerenbond staat in hoofdzaak voor het dominerende exportmodel met afhankelijkheid van externe inputs en ingebed in de agro-industrie.
Die geschiedenis herhaalt zich ook in andere landen: de economische boerenbondvleugel dicteert de syndicale boerenbond. Op Europees vlak is dat al decennialang COGECA (economische poot) die de lakens uitdeelt bij COPA (samenwerkingsverband van syndicale boerenbonden).
Samen hebben ze hun lobbybureau op een boogscheut van de Europese Commissie. Hun invloed werd opnieuw schrijnend duidelijk in de onderhandelingen voor het nieuwe Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie.
De ambitieuze doelstellingen binnen de Green Deal, waarvan de ‘Farm to Fork’-strategie het deel rond ons voedselsysteem behelst, staan haaks op de conservatieve richting die het GLB inslaat. Corporate Europe Observatory brengt sterk in kaart hoe COPA-COGECA kon wegen op de besluitvorming rond het GLB, waar de Farm to Fork in concrete budgetten moest worden omgezet.
COPA en COGECA spendeerden samen 2,5 miljoen euro aan lobbywerk in 2018. Hun transportkosten worden vaak terugbetaald door de Europese Commissie en ze hebben geprivilegieerde toegang tot de EU-instellingen. Voor belangrijke vergaderingen over het landbouwbeleid werden ze vaak uitgenodigd voor privéontmoetingen met de voorzitter van de Europese Raad. Een privilege dat het middenveld niet heeft (10).
Hoe komt het dat de landbouw zo exportgericht werd?
De focus op export is een fenomeen dat ontstond in de 20ste eeuw. Het heeft zijn wortels in de Verenigde Staten van de 19de eeuw en vond ingang in Europa, vooral na de Tweede Wereldoorlog. Toen klonk immers sterk de roep ‘Nooit meer honger’. Dat leidde tot een fundamentele omslag van ons landbouwsysteem (11).
Hoe soja-import dominant werd voor de Europese veeteelt
In 1957 wordt het verdrag van Rome gesloten, het prille begin van wat vandaag de Europese Unie is. Al van bij de aanvang krijgt landbouw daarin een prominente plaats. Europa wil immers zijn eigen landbouw heropbouwen en beschermen.
Het Amerikaanse systeem met tractoren waait over en de chemische landbouw breekt door, handig gebruikmakend van de bestaande chemische fabrieken en hun technologie. Het is vooral handig dat de oorlogschemie kan worden ingezet in de chemische landbouw. Dat begon al na de Eerste Wereldoorlog, maar zette zich nog sterker door na de Tweede Wereldoorlog. In die periode hadden de Verenigde Staten veel in de pap te brokken in Europa, door hun enorme economische steun via het Marshallplan.
Dat plan bestond vooreerst uit voedselhulp (handig om het teveel aan landbouwproductie in de VS kwijt te geraken en om Europa afhankelijk te maken van Amerikaanse producten), kwijtschelding van vooroorlogse schulden en een miljardenpot om de economie weer op te bouwen. Ook interessant, want zo konden Amerikaanse multinationals zich gaandeweg in Europa vestigen.
De VS waren gekant tegen protectionisme, omdat zij hun eigen marktafzet wilden garanderen. Toch aanvaardden de VS het Europese protectionistische prijs- en marktbeleid op één voorwaarde: Europa moet de import toelaten van oliehoudende gewassen, (12) zonder tarieven in de havens en zonder quotum.
Dat kwam de VS natuurlijk ten goede: zij waren toen de grootste sojaproducent ter wereld. Dat werd de deal van de Dillon-ronde (1960-1961) in de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade).
De Dillondeal trad in werking vanaf 1962 en deed de import van veevoedergrondstoffen exploderen van 10 miljoen ton naar 50 miljoen ton. Daarvan is vandaag de dag ongeveer 35 miljoen ton soja. Gaandeweg, als resultaat van de Groene Revolutie, kwam er meer en meer soja uit Brazilië: ongeveer 20 miljoen ton soja sinds begin 21ste eeuw.
Het kan wel fluctueren: als er bijvoorbeeld een handelsconflict ontstaat tussen de VS en China, komt er weer meer Amerikaanse soja Europa binnen, terwijl er dan meer Braziliaanse soja naar China vloeit.
In de Uruguay-ronde van de GATT (1986-1994) – meteen het begin van opvolger World Trade Organisation (WTO) – heronderhandelde de Europese Unie niet het Dillon-akkoord, dat nochtans voor veel onevenwicht op het Europese platteland zorgt. Varkens en kippen concentreren zich verder rond de havens, met mestproblemen tot gevolg. Akkerbouwgebieden verleggen zich naar het binnenland van het continent en ontberen de mest van de veehouderij.
De kringlopen zijn finaal doorbroken met alle nefaste gevolgen van dien. Toch aanvaardde Europa het Amerikaanse dictaat dat de EU maximum 4.934.700 hectare oliehoudende zaden mogen subsidiëren. De EU blijft zo structureel afhankelijk van import van externe eiwitten. Bijgevolg levert momenteel slechts één procent van het Europese landbouwareaal eiwitten op.
Tijdens de Uruguay-ronde eisten de VS dat landbouw en voedsel eindelijk volledig in de neoliberale ideologie van de GATT/WTO zouden worden opgenomen. Bovendien zou het op basis van hún systeem moeten: prijsondersteuning zou onwettig worden, inkomenssteun zou binnen het kader van de GATT/WTO kunnen.
Dat kwam de VS goed uit. Ze hadden hun systeem van prijsondersteuning in 1985 immers afgebouwd en gedeeltelijk vervangen door inkomenssteun aan de boeren. Op die manier was de agro-industrie verzekerd van lage grondstoffenprijzen: het inkomen van de Amerikaanse boeren wordt immers door de overheid bijgepast.
Dat versterkte de afhankelijkheid van de boeren, die al helemaal niet meer konden rekenen op een eerlijke prijs op de markt, maar afhankelijk werden van subsidies.
De Europese Gemeenschap zwicht met de McSharry-hervorming in 1992
In 1992 werd het Amerikaanse systeem overgenomen in Europa: de gegarandeerde prijzen werden afgebroken en gedeeltelijk gecompenseerd door rechtstreekse subsidies aan de boer. De hervorming in de EU maakte de weg vrij voor een akkoord in de GATT/WTO. De hele wereld werd zo geconfronteerd met dalende prijzen, door de dumpingprijzen van de VS en de EU, gekoppeld aan subsidies voor de eigen boeren.
Rijke landen zoals de VS en de EU konden voorlopig nog subsidies geven aan hun boeren, maar een land als Malawi kon alleen maar aan prijsondersteuning doen en zijn buitengrenzen beschermen. Waar prijsondersteuning sinds 1995 illegaal is door het WTO-akkoord, zorgden de structurele aanpassingsprogramma’s van het IMF er in de jaren 80 al voor dat de grenzen opengingen voor producten uit het Noorden. De eigen landbouw werd op het cashcrop-spoor richting export gezet om de schulden af te betalen.
De GATT-afspraken binnen de nieuwe WTO zouden die dwang om de grensbescherming af te bouwen nog versterken. De laatste jaren kalft de hegemonie van de Amerikaanse graanhandel wat af. Vooral Rusland, Oekraïne, maar ook de Europese Unie nemen geleidelijk de rol van wereldmarktleider over.
De Brazilianen springen in het Gat van Rotterdam
Van 1973 tot 1974 is er niet alleen een wereldwijde oliecrisis, maar ook een graan- en graanvervangerscrisis. De Mississippivallei, waar de meeste Amerikaanse soja en maïs wordt geproduceerd, kent misoogsten door overstromingen. De Verenigde Staten stoppen plots met hun uitvoer van soja. Dat brengt Europa serieus in de problemen, want ondertussen is ons landbouwmodel verslaafd aan overzeese soja.
Maar geen nood: de Braziliaanse dictatuur (1964-1985) ziet een opportuniteit en trekt nog sterker de sojakaart. Door de zogenaamde ‘Groene Revolutie’ van de jaren 1960 startte de sojakwaal in de zuidelijkste deelstaat Rio Grande do Sul. 1974 is het jaar dat Brazilië zijn Embrapa opstart (vergelijkbaar met het Vlaamse ILVO: Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek).
Soja wordt het speerpunt van Embrapa. Soja is niet alleen meer de locomotief van de Groene Revolutie, maar ook van de landbouwexpansie in de Cerrado, de Braziliaanse savanne in het hart van het land. Nadien rukt de sojapletwals ook op richting Amazonegebied.
Wat in de 19de eeuw in de Verenigde Staten gebeurde, voltrekt zich nu in Brazilië, Argentinië, Paraguay en Bolivia: inheemse volkeren en traditionele gemeenschappen worden verjaagd, vergiftigd en vermoord. Mensenrechten worden massaal geschonden. Zoals in de 19de eeuw in de VS prairies en wouden werden verwoest, worden sinds de jaren 1970 in razendsnel tempo de Cerrado, de Amazone en andere ecosystemen vernietigd.
Europa is niet alleen mee verantwoordelijk door de massale afname van soja, maar voorziet ook de financiering ervan. Zelfs Nederlandse, Duitse en Zweedse pensioenfondsen beleggen in illegaal verworven gronden in de Cerrado. Bij bevraging noemen ze hun beleggingen ‘duurzaam’, terwijl er traditionele gemeenschappen en boeren voor worden verjaagd.
Dat is een vorm van neokolonialisme. We koloniseren landbouwgrond in andere, minder machtige landen. De productie van grondstoffen zoals soja en palmolie is gebaseerd op uitbuiting van de inheemse volkeren en ecosystemen.
Ondertussen zijn de kippen en varkens in West-Vlaanderen en de Noorderkempen ‘grondloos’ en ‘hyperefficiënt’. Dat kan alleen maar omdat de gebruikte grond (en het water) in Brazilië ligt en niet wordt meegerekend voor onze ‘hyperperformante’ vee-industrie, terwijl er in Brazilië vier miljoen boerengezinnen landloos zijn gemaakt.
Grote bedrijven claimen ‘duurzame’ soja
Sinds 2005 doet de veevoedersector allerlei pogingen om zijn overzeese soja voor ‘duurzaam’ te laten doorgaan. De ‘Round Table on Sustainable Soy’ (RTSS) begint dat jaar in het Braziliaanse Foz do Iguaçu. Tijdens die conferentie werd de slogan gelukkig veranderd in ‘Round Table on Responsable Soy’ (RTRS).
Hoe kan namelijk soja van Blairo Maggi met zijn 140.000 hectare monocultuur ooit duurzaam worden genoemd? Maar het blijft problematisch: hoe kan soja maatschappelijk verantwoord zijn als volkeren worden verjaagd, als vliegtuigjes met gif over hun dorpen en scholen vliegen? (13)
Veelal gaat het om gif dat in Europa wordt geproduceerd, maar niet in de Europese landbouw mag worden gebruikt. Het kan wel worden geëxporteerd. Prof. Larissa Mies Bombardi noemt dat terecht ‘moleculair kolonialisme’.
Onder druk van de Argentijnse sojaboeren wordt genetisch gemanipuleerde soja, gekoppeld aan Roundup, aanvaard binnen de criteria van de RTRS. De grote spelers zitten dan ook mee aan de ronde tafel: Unilever, A-B-C-D, Monsanto/Bayer en co.
Aanvankelijk waren ook kleine, familiale boeren aan de tafel vertegenwoordigd, maar al vlug zijn ze van de onderhandelingen gaan lopen. Bijvoorbeeld de Braziliaanse vernieuwende boerenvakbond Fetraf-Sul/CUT stapte op, omdat GGO-soja ‘duurzaam’ werd genoemd.
Voor de Europese landbouwsector zijn de eiwitten van soja maar ‘schroot’, terwijl boeren aan de andere kant van de oceaan stellen dat ze soja vooral inzaaien voor veevoer van Europa (en nadien China). Spijsolie (en veel later biodiesel) is voor hen maar een bijproduct.
Terwijl soja te goedkoop binnenkwam, werden in Europa tot 1992 wel de spilproducten tarwe, rundvlees en zuivel ondersteund. In de loop der jaren verdwenen dan ook de eigen (duurdere) granen uit het veevoer. Vooral tarwe werd op zijn beurt op de wereldmarkt gedumpt.
Sinds de jaren 1980 is dat jaarlijks 20 tot 30 miljoen ton, meestal richting Afrika, waar het lokale economieën ontwricht. Het is export, maar eigenlijk ‘geïmporteerde export’, door de 50 miljoen ton graanvervangers die van elders worden ingevoerd.
Die ene politieke beslissing van de jaren 1960, de Dillondeal, ontwricht tot op vandaag het Europese landbouwbeleid, verscheurt het Europese platteland en zorgt voor een dumprelatie van Europa met zijn overschotten op de wereldmarkt. Wanneer wordt die cirkel ooit doorbroken? Blijft de zogenaamde ‘rebalancing’ een taboe totdat de opwarming van de aarde ons eindelijk tot andere keuzes dwingt?
Is een ommekeer nog mogelijk?
Het huidige systeem dient de belangen van de agro-industrie, die op winstbejag is gericht. De boer, de planeet, maar ook de eter zijn daarvan de dupe, ondanks alle mooie woorden van bedrijven zoals Cargill met als slogan ‘Nourish the world’.
Voedsel is immers een mensenrecht. We moeten ons voedselsysteem loskoppelen van het neoliberale gedachtegoed, waarbij voedsel koopwaar is waarmee kan worden gespeculeerd en bakken winst kan worden gemaakt. De vrije markt heeft ons de voorbije decennia getoond dat ze niet in staat is om kwaliteitsvol voedsel te produceren zonder dat het ten koste gaat van de planeet, de eter en de boer.
De economische belangen van de agro-industrie moeten van ons voedselbeleid worden losgekoppeld. Zet de boer weer centraal in het beleid, zodat die een eerlijk inkomen verwerft en de financiële ademruimte heeft om de transitie te maken naar een klimaatbestendige en ecologische manier van telen. Want momenteel kunnen veel boeren niet terugschalen, omdat dat voor hen economisch-financieel niet haalbaar is.
Maak van onze landbouw een bondgenoot om de klimaat- en biodiversiteitscrisis aan te pakken, in plaats van een vijand. Dat zal ook aan de boer ten goede komen, want almaar extremere weersomstandigheden zoals droogtes en stormen raken hen eerst.
Inspirerende alternatieven gebaseerd op de commons
Vandaag de dag zien we ontluikende initiatieven die hoop geven. Vaak situeren die zich in een verhaal van commons, ruwweg te vertalen als gemeengoed, en commoning. Commoning staat voor sociale praktijken waarbij een gemeengoed weer in eigen handen wordt genomen, en die zich loswrikken van de bestaande machtssystemen.
In collectief verband bouwen commons een alternatief uit voor het huidige marktmodel. Een kenmerk van die initiatieven is dat ze niet louter op financieel winstbejag uit zijn. Een economisch leefbare structuur is belangrijk als basis, maar de collectieve doelstellingen staan voorop.
We zien die commonsinitiatieven overal in de bredere maatschappij: van wooncollectieven die uit het lugubere spel van speculatie van vastgoed stappen tot burgers die zich verenigen in energiecoöperaties om de transitie naar een duurzamer energiesysteem mogelijk te maken.
Ook in ons voedselsysteem vinden we commoning terug. Dat is nog niet of zelden het geval voor veevoeder, maar we zien het wel in de retail en ook in het grondbeheer. Die initiatieven kunnen op lokaal vlak een sleutelrol spelen om voedsel terug in eigen handen te nemen. Zo komen boeren weer los van de belangen en de enorme druk van de agro-industrie.
Ook verder in de voedselketen vinden we initiatieven die de macht uit handen trekken van de agro- en voedselindustrie, om die weer bij de eters en telers te leggen.
Eerder in dit boek legden we uit hoe retailers meer en meer macht verwerven en zo de boeren onder druk zetten om aan almaar lagere prijzen te leveren. Daartegenover ontstonden diverse alternatieven, waaronder de korte keten het meest bekende is.
Maar ook voor de supermarkt zelf ontstaan alternatieven. In 1973 werd in de Verenigde Staten ‘Park Slope Food Coop’ opgericht. Burgers verenigden zich om zelf hun eigen supermarkt op te richten, die niet op winstbejag georiënteerd is en respectvol is naar producenten en de planeet. Naast het pionierswerk van de Blauwe Bloem in Gent, opgestart in 1976, zien we sinds een aantal jaren die tendens meer voeten in de aarde krijgen in België.
In 2014 werd de eerste coöperatieve participatieve supermarkt in Brussel opgericht naar het model van Park Slope Food Coop: ‘Bees-Coop’. Niet veel later kwam er een kleinere coöperatieve kruidenier bij in Vorst: ‘Bloum’. Ondertussen blijven er nieuwe coöperatieve winkels opduiken in Brussel, Wallonië en Vlaanderen.
Wat die initiatieven gemeen hebben, is dat ze zich focussen op een toekomstgericht, ecologisch verantwoord en eerlijk voedselsysteem dat weer in eigen handen komt. In de handen van boeren en eters, in contrast tot de onzichtbare handen van de agro-industrie.
Kan de overheid daarin een rol spelen? Zeker. Niet door die initiatieven te claimen of de dynamiek te fnuiken door overregulering. Wel door erkenning van de waarde van die initiatieven, en door bestaande overheidsinstrumenten in te zetten om die initiatieven gemakkelijker te kunnen opzetten en uit te breiden, en om flexibel ruimte te laten voor experiment en mee na te denken over het vereenvoudigen van de administratieve en juridische barrières.
Zit er dan geen risico aan die commonspraktijken? Natuurlijk wel. Ook de takken van Boerenbond zijn zelf ooit gestart als coöperatie, en vandaag de dag zien we meerdere coöperaties waarbij de vorm eerder een bedrijfsjuridische structuur is dan een echt participatief samenwerkingsverband.
Wanneer de commoning verdwijnt uit die initiatieven en de machtsverhoudingen uit balans geraken, dreigen ook die initiatieven weer te evolueren tot papieren coöperaties.
Die initiatieven staan nog voor talrijke uitdagingen en zijn zeker niet de heilige graal. We pleiten geenszins voor een opschaling of een exacte copy-paste daarvan. Wel pleiten we ervoor om met een open blik te kijken naar die initiatieven als inspiratiebron om een ander, eerlijker en duurzamer voedselsysteem te verbeelden.
Luc Vankrunkelsven (Wervel) en Karolien Burvenich (Wervel)
Noten
(8). Over de geschiedenis en de macht van het Boerenbondcomplex, zie Jan Aertsen, Daniel Demblon en Luc Vankrunkelsven, 100 jaar boeren, EPO dossier (Berchem: EPO, 1990). Geactualiseerd door Wies de Troch, “De Boerenbond vandaag”, in Machtsgreep door multinationals. Hoe vrijwaren we democratische ruimtes van corporate capture (FIAN, 2019), 59–63.
(9). Inge Ghijs, “Arme boeren, rijke bond”, De Standaard, 10 juli 2015.
(10). Corporate Europe Observatory, “CAP vs Farm to Fork”.
(11). Wie meer wil lezen over de geschiedenis van het veevoer van de 19de eeuw tot heden, zie: Luc Vankrunkelsven, “Veevoeder, een geschiedenis van interafhankelijkheid”, in Brazilië-Europa in fragmenten, (Brussel: Wervel, 2010).
(12). Merk het woordgebruik in de handelsovereenkomst: ‘oliehoudende zaden’. De woorden ‘soja’ of ‘sojaschroot’ vallen niet. Nochtans is het de soja bestemd voor veevoeder dat de motor is van de industrialisering van de landbouw.
(13). Zie bijdragen over het werk van de Braziliaanse professor Larissa Mies Lombardi in Luc Vankrunkelsven, Een wereld van verdoken slavernij: impressies onderweg (Heeswijk: Dabar-Luyten, 2020).
E-boek verkrijgbaar in Open Access. Deze publicatie is GPRC-labeled (Guaranteed Peer-Reviewed Content).
Maïka De Keyzer (red.), Tot de bodem: de toekomst van landbouw in Vlaanderen, Leuven University Press, Leuven, 2023, 230 p., ISBN 9789462703629
Hoofdstuk 7 door Luc Vankrunkelsven (Wervel) en Karolien Burvenich (Wervel) is gratis downloadbaar via: https://muse.jhu.edu/chapter/3345824
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License
Het eerste deel van hoofdstuk 7 werd gepubliceerd in Nieuwsbrief41: ‘Tot de bodem – De toekomst van landbouw in Vlaanderen’ https://cimic-npo.org/2023/03/31/41-003/
Lees verder (inhoud april 2023)