Hélder Câmara: als het leven gave wordt! (Quando a vida se faz dom)
Eduardo Hoornaert is op dit ogenblik 94. Hij werd in 1930 in Brugge geboren en heeft als historicus ontzettend veel betekend voor de bevrijdingstheologie en voor Brazilië. Dat hij ons nu – dankzij de vertaling van Eric Galle – nog een biografie over Hélder Câmara bezorgt, is een geschenk. De auteur was docent kerkgeschiedenis in João Pessoa, in Recife en later aan het Instituut voor Theologische en Pastorale Studies in Fortaleza in Brazilië. Hij heeft van 1964 tot 1980 samengewerkt met ‘de rode bisschop’, Hélder Câmara.
Ik heb het boek verslonden omdat mijn generatie Câmara (1909-1999) heeft meegemaakt, maar we hebben hem niet gekend zoals Hoornaert hem in de biografie schetst. Câmara is vijfentwintig jaar geleden op 90-jarige leeftijd overleden.
De historicus beseft dat heel veel gebeurtenissen, feiten, documenten, uitspraken tijdsgebonden zijn. Ze zullen de tand des tijds niet doorstaan. Daarom gaat hij op zoek naar wat misschien wel blijvende betekenis zal hebben.
Hélder Câmara is een complexe figuur die deel is van een kerkinstituut dat hem niet genegen is. Hij spreekt in zijn jonge jaren de taal van die kerk, is in die zin ook ‘aangepast’ en komt maar langzaam tot het besef dat ‘het spook van keizer Constantijn’, van de wetten en de bureaucratie nog steeds rondwaart in de roomse kerk.
Câmara heeft een andere kerk voor ogen, hij heeft een andere droom, leest de Schriften ook ‘anders’ en neemt gaandeweg – ook als bisschop – moedige beslissingen die doodsbedreigingen hebben uitgelokt. Wat heeft hij ontdekt?
Ontwikkelingsideologie
Hij wordt geconfronteerd met een ‘ontwikkelingsideologie’. Na de Tweede Wereldoorlog overheerst in de VS (Harry Truman, Milton Friedman, McNamara) de idee dat de ‘onderontwikkelde’ landen moeten ‘geholpen’ worden door de ‘ontwikkelde’ landen van het Westen.
Het Noorden “moet de wereld overladen met humanitaire hulp en democratie”. Maar men spreekt met geen woord over het causale verband tussen de rijkdom van het Noorden en de armoede van het Zuiden. Er wordt niet gezegd dat “voor elke dollar, gedoneerd voor ontwikkeling, er 24 terugkeren naar de rijke landen”. Hoewel hij lange tijd de ontwikkelingsideologie heeft aangemoedigd, neemt Hélder er geleidelijk aan afstand van.
Een congres met uitzicht op de sloppenwijken
In 1955 is Hélder al hulpbisschop en bekend als een goed organisator. Hij wordt de trekker van het 26ste Internationaal Eucharistisch Congres dat voor het eerst in Brazilië en met name op het strand (Flamengo) van Rio de Janeiro wordt gehouden. Het is een mega-evenement.
“De favela’s die oprijzen voor het Aterro do Flamingo, in het volle gezicht van de uitgenodigde internationale kerkvoogden, moeten nog in orde gebracht worden. Hoe moet dit worden aangepakt? Bisschop Hélder heeft het antwoord: door teams samen te stellen die gratis potten verf in vele kleuren uitdelen om de voorgevels van deze bouwvallen te schilderen.”
Brazilië is nog nooit zo katholiek geweest als in 1955, schrijft Eduardo Hoornaert. Iedereen prijst Hélder Câmara voor zijn organisatietalent. Maar dan is er de Franse kardinaal Gerlier uit Lyon, die betrokken was bij de beweging van de priester-arbeiders in Frankrijk.
Gerlier gaat na het congres in gesprek met Hélder en vraagt hem: “Vindt u het niet ergerlijk dat al die religieuze praal plaatsvindt in een stad omringd door sloppenwijken? Waarom stelt u uw organisatietalent niet ten dienste van de armen?”
Hélder zou ter plaatse geantwoord hebben: “Dit is een keerpunt in mijn leven”. Vanaf dat moment zijn de armen niet meer weg te denken uit het leven en denken van Hélder Câmara. Hij beseft dat hij naar 80 procent van de bevolking gekeken had vanuit een liefdadigheidsperspectief.
Vanaf 1955 wordt Hélder een controversiële bisschop. Dat bezorgt hem vijanden in de regering en in de pers die hem verwijten dat hij zich met politiek bemoeit in plaats van pastoraal werk te doen. Men noemt hem een hypocriet, een valsaard, een demagoog, een opportunist.
Dat duurt zo lang tot de militaire regering in 1971 het bevel geeft aan de publieke media Hélder monddood te maken. Er mag niet meer over hem geschreven worden. Maar dat kan niet beletten dat hij verder zijn eigen weg gaat. Zijn waarden staan in schril contrast met die van heersende systemen.
Tweede Vaticaanse Concilie en het ‘spook van Constantijn’
Een andere mijlpaal is het Tweede Vaticaans Concilie van 1962 tot 1965. Als hulpbisschop van Rio neemt Hélder Câmara deel aan dit concilie dat door paus Johannes XXIII werd bijeengeroepen.
Vier jaar lang ervaart hij in Rome ‘het spook van Constantijn’: bisschoppen die in de eerste eeuwen vrij en onafhankelijk waren, werden blijkbaar omgevormd tot elegante ‘hovelingen’. Ze werden ‘dienaren’ van het centrale Romeinse bestuur. Hélder vraagt zich af of de rooms-katholieke kerk een voortzetting is van het Romeinse Rijk en ziet als een soort waanbeeld keizer Constantijn op een vurig paard door de basiliek draven.
Er komen nog andere beelden in hem op: “de paus die zijn tiara in de Tiber gooit, die de Sint-Pietersbasiliek in brand steekt, die als een bezetene door de straten van Rome loopt, die het geld van de Vaticaanse bank uitstrooit te midden van de armen, die kardinalen, ambassadeurs en nuntii ontslaat, de Vaticaanse musea aan Unesco schenkt en in een flat in Rome gaat wonen…”
De armen en onderdrukten ter sprake brengen op het concilie is een van de doelstellingen van Hélder. Daarom laat hij zich zien, probeert hij te netwerken, voert hij gesprekken in de wandelgangen, organiseert en communiceert hij.
Maar naar het einde van dat concilie stelt hij vast dat de armoede van de meerderheid van de wereldbevolking niet op de agenda staat. Men heeft andere prioriteiten: “liturgische hervormingen, oecumene, het kerkmodel, de dogmatiek, de strijd tegen het communisme, de seminaries en vormingshuizen, de moraal, het gevaar van de secularisatie, protestantisme en spiritisme”.
De armoedegroep
Toch is er iets gebeurd. Er ontstaat onder de bisschoppen een ‘Armoedegroep’. Volgens Leonardo Boff liggen de bijeenkomsten van die groep in Rome aan de basis van de bevrijdingstheologie. In 1964 wordt hij door paus Paulus VI tot aartsbisschop van Recife (deelstaat Pernambuco) benoemd.
Op 16 november 1965 wordt het ‘Pact van de Catacomben’ ondertekend in de catacombe van Domitilla, waar veertig bisschoppen concelebreren. De symboliek is duidelijk. In de catacomben werden de eerste christenen en ook de eerste pausen begraven, van wie er veel vervolgd, gemarteld en gedood werden.
De boodschap is niet mis te verstaan: “we willen leven op dezelfde eenvoudige manier als ons volk, wat betreft huisvesting, voedsel, transportmiddelen en al wat daarbij hoort”. Zo staat het in de tekst van het pact.
De nieuwe aartsbisschop van Recife laat er geen gras over groeien. Al twee weken na zijn inauguratie, opent hij zijn paleis in Manguihos voor het volk. Drie jaar later (1968) verlaat hij het paleis en gaat hij in de sacristie van een kleine kapel wonen aan de rand van de residentiële zone van Recife. De bisschop hangt onder andere de volgende spreuk aan de muur: ‘De armen moeten niet in mijn hoop delen: het is eerder aan mij om hun hoop te delen’.
Suggesties voor paus Paulus VI
Wanneer de nieuwe paus, Paulus VI, die voordien al een goede vriend was geworden Hélder om suggesties voor de slotplechtigheden van het concilie vraagt, krijgt hij aanbevelingen die onuitvoerbaar zijn. Hélder suggereert een soort zevendaagse.
Breng op dag één een dialoog op gang met atheïsten “ter ere van allen die hongeren en dorsten naar de waarheid”; dag twee een oecumenisch gebed met de hindoes in de Pinacoteca van het Vaticaan; dag drie een oecumenisch gebed met boeddhisten in het Vaticaans Museum; dag vier – wellicht denkend aan moslims –“een onvergetelijke ontmoeting die aan de Heilige Geest bijzondere mogelijkheden biedt, in een zaal waar de figuur van Abraham of de Maagd Maria dominant aanwezig zijn”; dag vijf een oecumenisch gebed met de joden in de tot kerk omgevormde Oude Synagoge in Rome; dag zes een Bijbelvigilie met niet-katholieke waarnemers in de Sint-Pietersbasiliek; tot slot paus Johannes XXIII publiekelijk heilig verklaren op het Sint-Pietersplein.
Hélder voegt er nog met ‘optimistisch pessimisme’ ironisch aan toe: “Misschien is de slottoespraak het uitgelezen moment om te zeggen dat u, die een vriend blijft van alle volkeren, juist daarom eraan denkt om het diplomatiek korps vaarwel te zeggen en uw nuntii terug te roepen”.
De werkelijkheid is hard
De weerstand neemt toe, zowel binnen de katholieke kerk als in het Brazilië van de militaire dictatuur. Hélder blijft echter onwankelbaar in zijn verzet tegen de militaire regering.
Maar als Rome kritiek geeft op zijn vele reizen, toespraken en teksten ‘raakt hij de pedalen kwijt’. Het heeft impact op zijn gezondheid. Hij lijdt eronder dat zijn vriend, de paus, hem op de proef stelt, dat de curie zich tegen hem keert.
Op de bisschoppensynode van 1971 in Rome wordt hij zelfs niet uitgenodigd. Hij blijft loyaal, maar vooral “gehoorzaam aan het verborgen apostolaat”. Steeds duidelijker komt hij erachter wat dat betekent.
Actieve geweldloosheid
In 1970 houdt Hélder Câmara een ophefmakende toespraak in Parijs waarin hij de Braziliaanse regering formeel beschuldigt van “medeplichtigheid aan geweld, marteling en verdwijning van dissidenten”. Daarop wordt Hélder zelf beschuldigd van gewapend geweld.
Het zet de aartsbisschop aan om te antwoorden en te preciseren wat actieve geweldloosheid inhoudt. Eduardo Hoornaert citeert de volgende passage uit de Omzendbrieven die decennialang naar zijn achterban werden verstuurd.
“Mijn keuze voor geweldloosheid, voor het geweld van de ziel, zoals de vrienden van Martin Luther King zeggen, voor het geweld van de vreedzamen, zoals ik het zeg in de lijn van Roger Schutz, de vroegere prior van Taizé, is geworteld in het diepst van mijn wezen. Het is mijn manier om de boodschap van Christus te begrijpen. Het is de roeping die God mij heeft gegeven. Niet uit angst, of uit lafheid, maar vanuit mijn geweten en vanuit mijn overtuiging, heb ik altijd gezegd dat ik liever sterf dan zelf te doden. Ik kan mezelf niet voorstellen met een wapen in mijn hand. Ik ben, zou en zal niet in staat zijn om te doden… Ik heb altijd verkondigd dat geweld geweld voortbrengt en dat haat niets opbouwt.”
(…) “Ik kan en zal niet moe worden te verkondigen dat geweld nummer één – het moedergeweld van alle geweld – het onrecht is dat overal bestaat: in onderontwikkelde landen, waar het de vorm aanneemt van intern kolonialisme (kleine groepen bevoorrechte mensen wiens rijkdom in stand wordt gehouden ten koste van de ellende van miljoenen van hun medeburgers); in ontwikkelde en rijke landen, waar er nog altijd groepen blijven bestaan die leven in onderontwikkeling en armoede; in de betrekkingen tussen ontwikkelde en onderontwikkelde landen.”
De bisschop stelt de volgende retorische vraag. “Staan het aan de kaak stellen van ontstellende onrechtvaardigheden in de internationale handelspolitiek en die omschrijven als – en dat is de juiste term – economisch imperialisme, en het durven praten over internationale juridische constructies, gelijk aan een subversieve en communistische houding aanhangen?”
Het Abrahambeginsel
In 1971 – op 62-jarige leeftijd – komt hij opnieuw verrassend uit de hoek door de ‘Abrahamitische minderheden’ centraal te stellen. Eduardo Hoornaert wijdt er een apart hoofdstuk aan en geeft aan dat het inspirerend kan werken voor onze tijd.
De acties die Hélder onderneemt, blijven beperkt tot minderheidsgroepen, ook al bereikt hij een groot publiek in binnen- en buitenland. Hoornaert stelt dat het ‘Abrahambeginsel’ het tegenovergestelde is van het ‘consensusbeginsel’ dat altijd in de traditie van de kerk wordt verondersteld.
Het is een kerk “die gebaseerd is op een universeel aanvaard dogma, op een fundamentele consensus om orthodox geachte krachten te verenigen tegen centrifugale, afwijkende, ketterse bewegingen”.
Uit zijn Omzendbrieven blijkt dat Hélder steeds meer afstand neemt van dat beginsel en “geleidelijk overhelt naar het minderheidsbeginsel”. Hij weet uit ervaring dat het consensusbeginsel gemakkelijk afglijdt naar autoritarisme en niet zelden mensen ontslaat van hun verantwoordelijkheidsgevoel voor beslissingen die door een meerderheid worden genomen. (…)”
“Men onderwerpt zich aan een externe logica en gedraagt zich als een radertje in een systeem dat als geldig wordt beschouwd. (…) Op die manier worden systemische onrechtvaardigheden in stand gehouden.”
Voor Hélder is er binnen elke menselijke groep “een minderheid die geboren is om zich toe te wijden, om uit zichzelf te treden, om aan anderen te denken, om zich op te offeren voor het algemeen welzijn, om hun leven toe te wijden aan een rechtvaardiger en menselijker wereld.”
“Laten we het de Abrahamitische minderheid noemen, omdat ze, net als Abraham tegen alle hoop in hopen. (…) Wat ontbreekt in de wereld is dat de Abrahamitische minderheden elkaar vinden, voorbij alle barrières.”
De Abraham van Hélder Câmara is “een Chaldeeuwse boer die zijn leven doorbrengt van tent naar tent, gedreven door een hoop die nooit sterft”. Abraham is de man die ‘wegtrekt’.
Eduardo Hoornaert beschrijft uitvoerig hoe Câmara vanuit zijn intuïtie vertrekt en aansluit bij een oorspronkelijke invulling van de ‘Abram’ van de Bijbel. Abram is nomade, moet aan mensen toestemming vragen om te verblijven, bezit nooit macht, bevindt zich altijd in een minderheidspositie en is kwetsbaar.
De God van Abram is een pelgrimerende God. Als vreemdeling opent Abram een perspectief dat uit is op begrip en dialoog. Wat Câmara hoopt en wil bewerkstelligen, is dat die Abram-minderheden zich over de planeet zouden verbinden.
Terug naar de ‘Geest van Pinksteren’ en ‘Nooit meer honger’!
In 1984 legt Hélder op 75-jarige leeftijd het ambt van aartsbisschop neer. Maar hij blijft zijn dromen kenbaar maken met een groeiende nadruk op de hoop. Hij lanceert nog verder initiatieven.
Zo is er een voorstel om een Tweede Concilie van Jeruzalem te houden. Het zou de verloren band met het christendom moeten herstellen om terug te keren naar de geest van Pinksteren. Het zou een soort Pinksterconcilie moeten worden waar de “Kerk eindelijk de volledige oecumene realiseert waartoe ze geroepen is” en “de geest terugvindt van wat er gebeurde tussen Petrus en Paulus”.
De stabiliteit van de macht (Petrus) verenigd met de vrijmoedigheid van de zending (Paulus). Het Concilie zou bijeengeroepen worden tegen het jaar 2000. Maar Hélder voegt eraan toe: “ik zal die datum niet halen”. Het gaat dus eigenlijk over een droom dat de ‘dynamiek van de Heilige Geest’ zou mogen gerealiseerd worden.
In 1990 doet hij een tweede en laatste oproep: “Het jaar 2000 zonder honger”. Hij is dan 81 en zijn oproep heeft weinig weerklank.
Voor Eduardo Hoornaert heeft het echter wel degelijk effect. Hij schrijft: “Nu ik erover nadenk is de kreet ‘Nooit meer honger’ (want daar gaat het om) een profetische kreet. Het is niet zo dat men gek is als men oproept tot een wereld zonder honger. Dat is men veeleer als men zo sterk neerkijkt op het menselijk leven dat men vindt dat de marktwaarde van een mens sterker doorweegt dan zijn intrinsieke waarde. Dit is waanzin, dit is neurotisch gedrag. (…)”
“Het is onmogelijk om het huidige economische systeem te begrijpen zonder erbij te bedenken hoezeer het doordrongen is van een flink neurotisch gehalte.”
Hélder Câmara. Als het leven gave wordt is een echte aanrader voor wie zijn beeld van Hélder Câmara wil aanvullen of bijstellen. Wat een geluk dat Eduardo Hoornaert het geduld en de energie heeft gehad om de vele duizenden bladzijden Omzendbrieven te lezen en er aspecten van een complexe persoonlijkheid heeft ontdekt waarvan we niet op de hoogte waren.
Hélder Câmara was een revolutionaire geest, een profeet en tegelijk ook een dichter. Hoornaert besluit: “Wie zegt dat Hélder een mysticus is, zegt dat Hélder een revolutionair is. Omdat revolutie voortkomt uit mystiek, uit de intuïtieve kennis van God. De mystieke vlam en de revolutionaire vlam zijn één en dezelfde.”
Bewijs: het gedicht waarmee de biografie begint.
Wanneer je schip
lange tijd in de haven
voor anker ligt,
geeft het de misleidende indruk
een huis te zijn.
Wanneer je schip wortel
begint te schieten in de stilstand
eigen aan de kade,
kies dan het ruime sop.
Je moet koste wat het kost
de reizende ziel
van je schip weten te redden,
net als de pelgrim in je ziel.
(uit Omzendbrief 14/8/1966, III, II, blz. 134)
Marc Colpaert
Eduardo Hoornaert, ‘Helder Camara. Als het leven gave wordt’, uitgeverij Halewijn, Antwerpen, 2024, 312 p. ISBN 9789085287148
Hélder Câmara is voor Brazilië wat Martin Luther King voor VS is (Kerknet, 1 februari 2024) https://www.kerknet.be/bisdom-brugge/artikel/h%C3%A9lder-c%C3%A2mara-voor-brazili%C3%AB-wat-martin-luther-king-voor-vs?microsite=108
Lees verder (inhoud maart 2024)