Afrika, vandaag al getroffen door klimaatverandering
Het Afrikaanse continent wordt al geruime tijd getroffen door de klimaatverandering, een door de mens veroorzaakt fenomeen, waar de meeste Afrikaanse landen nauwelijks aan hebben bijgedragen. Om de redenen daarvoor te duiden, moeten we terug naar de koloniale periode, toen vooral Europese kolonisatoren deze landen hebben ingericht als wingewesten van waaruit ze naar believen ruwe grondstoffen konden wegslepen.
Alle infrastructuur (spoorwegen, waterwegen, enz.) was erop gericht om grondstoffen uit de binnenlanden zo snel mogelijk naar de havens aan de kusten te brengen zodat ze onbehandeld de boot op konden. Lokale ontwikkeling stond niet hoog op het prioriteitenlijstje van het koloniale project, integendeel.
Het was immers niet de bedoeling om concurrentie van lageloonlanden (avant la lettre) te organiseren, de lonen waren immers nog laag genoeg in het moederland – de sociale revoluties van begin 20ste eeuw moesten nog plaatsvinden. Bovendien hoefde je dan niet te investeren in onderwijs of industriële infrastructuur in de kolonies, de lokale mensen waren te arm om zich te organiseren en je kon ze vlot inzetten voor de extractieve activiteiten.
Na de dekolonisatie van de jaren 1960, die in de meeste gevallen geen dekolonisatie was, maar slechts een voortzetting van de georganiseerde diefstal van grondstoffen, werden bij voorkeur corrupte figuren geïnstalleerd en door het volk verkozen leiders zo snel mogelijk op een zijspoor gezet of erger (denk aan Patrice Lumumba in Congo die in januari 1961 werd vermoord). Dit alles om te beletten dat de nieuwe landen zich economisch zouden ontwikkelen.
Er is namelijk een ijzeren wet in de economie die zegt dat iedereen die toegevoegde waarde kan creëren niet alleen de prijs bepaalt van het afgewerkte product, maar ook het meeste geld verdient aan de eindmeet.
De landen die de ruwe grondstoffen uitvoerden, bleven afhankelijk van de prijzen op de wereldmarkt en verdienden uiteindelijk nauwelijks of niets. Alleen de lokale elites die de concessies mochten verkopen, verdienden stevig en slaagden er meestal ook in die illegale inkomsten te verbergen voor de armlastige staatskas. Gevolg: geen geld noch interesse in de ontwikkeling van een lokale verwerkende industrie.
Industriële revolutie ondenkbaar zonder fossiele brandstoffen
In het Westen ging het intussen hard. Sinds het begin van de industriële revolutie werden fossiele brandstoffen ingezet als nieuwe energiebron, productieprocessen werden opgeschaald tot ongekende hoogtes en er werd geproduceerd dat het een lieve lust was.
Met al de daaruit volgende emissies laadden de geïndustrialiseerde landen zich zonder het te (willen) weten een ecologische schuld van formaat op de hals, iets wat ze tot op vandaag hoogstens schoorvoetend erkennen en waarvan de aflossing op zich laat wachten.
In november 2021 in Glasgow (COP26) bleek nog dat het ‘Green Climate Fund’, dat niet-geïndustrialiseerde landen moet helpen zich aan te passen aan de klimaatverandering, en zeker het fonds voor ‘loss and damage’ (een fonds dat moet helpen de schade te vergoeden die nu al plaatsvindt in armlastige landen) magere beestjes blijven, ook al zijn dit belangrijke hefbomen om de weinig geïndustrialiseerde landen mee te krijgen in de broodnodige transitie.
Verkwanselt Afrika zijn grootste kapitaal?
Alhoewel Afrikaanse landen dus nauwelijks tot niet verantwoordelijk zijn voor de historische emissies van broeikasgassen, zijn ze vandaag de dag wel in eigen vlees aan het snijden door hun nog steeds omvangrijke biocapaciteit meer en meer te vernietigen.
Die biocapaciteit is de mogelijkheid van ecosystemen om biologisch materiaal te leveren voor menselijk gebruik en om de residuen – direct of indirect gegenereerd door de mensheid – te absorberen. Die afbraak is problematisch op verschillende vlakken: zo is ontbossing of omzetting van natuurgebied, want het gaat ook om savannes of waterrijke gebieden, op zijn eentje de derde bron van broeikasgasemissies wereldwijd.
Daarnaast zorgt die vernietiging van natuur voor een lokale ontregeling van het klimaat, met nog meer droogte en verwoestijning tot gevolg. In plaats van op de intrest te leven, wordt er dus steeds meer aan het kapitaal geknabbeld.
Hoe gebeurt die afbraak? Door grote bedrijven en investeerders die legaal of illegaal concessies verkrijgen voor allerlei activiteiten gaande van mijnbouw, over boskap tot grootschalige landbouw. De mijnbouw vindt vaak plaats in slechte werkomstandigheden en zonder maatregelen om het omliggende milieu afdoende te beschermen.
Bij de landbouw wordt er vaak aan ‘landgrabbing’ gedaan om speculatieve redenen – investeerders die, niet onterecht, verwachten dat landbouwgrond wereldwijd uitgeput zal raken en dus ook schaarser zal worden. De laatste jaren krijgt de Zuidoost-Aziatische boom in palmolieplantages een vervolg op Afrikaanse grond. Zo gaan er grote stukken natuur voor de bijl.
Iedereen moet koken, maar toegang tot energie is schaars
Nog belangrijker dan de activiteiten van grote bedrijven of investeerders is de groeiende bevolking. Van de 900 miljoen mensen in de wereld die geen toegang hebben tot elektriciteit, leven er 565 miljoen (72 procent) in Afrika bezuiden de Sahara. Bijna 80 procent van de aldaar verbruikte energie wordt opgewekt door inefficiënte verbranding van vaste biomassa – voornamelijk hout of houtskool – om te koken.
Hierdoor nemen de ontbossing, de uitstoot van broeikasgassen, de vernietiging van habitats en de teloorgang van de natuur toe.
Dat is zeer goed te merken als je met een vliegtuigje over de grenzen vliegt van Virungapark, het oudste Afrikaanse natuurpark, in het oosten van de Democratische Republiek Congo. Het park is grotendeels dicht bebost (er zijn ook stukken savannes en zelfs hooggebergte) en dit maakt dat het verschil met het omliggende landschap heel duidelijk is. Dat is tot in de verre omtrek ontbost. In die mate dat lokale bewoners van de vele omliggende dorpen zich in het park wagen om er illegaal bomen te rooien. Ze riskeren daarmee hoge boetes vanwege de parkwachters. Nood breekt echter wet, en de talrijke rebellenbewegingen die in de grensregio met Oeganda en Rwanda actief zijn, hebben er zelfs hun verdienmodel van gemaakt. Het hout zetten ze ter plaatse om tot houtskool of ‘makala’ in het Swahili, die wordt in hoge jutte zakken naar de openbare markten in heel de regio vervoerd en verkocht.
In de strijd tegen deze sluipende ontbossing van het laatste stuk aaneengesloten regenwoud in Centraal-Afrika maakt een lokaal initiatief al meer dan tien jaar een belangrijk verschil: het eco-makalaproject helpt boeren om bossen te planten met snelgroeiende bomen die ze na een paar jaar kunnen verkopen om er houtskool van te maken. Daardoor hoeven geen waardevolle oude bomen in het Virungapark te worden gekapt.
Samen met een ander project van lokaal geproduceerde stoofjes, die het verbruik van makala per kookbeurt sterk reduceren, konden al meer dan 10.000 hectare nieuwe bossen aangeplant worden. Het project kreeg al internationale prijzen. Toch is het vooral een tussenoplossing voor het energieprobleem op het Afrikaanse platteland…
Vandaag ligt Afrika helaas op kop wat betreft houtverbruik en nettoverlies van bosgebied tegenover andere continenten. De vraag naar houtskool en brandhout zal naar verwachting stijgen van 625 miljoen m³ in 2013 tot 800 miljoen m³ per jaar in 2030.
Het continent is ook de grootste uitstoter van zwarte koolstof door huishoudens ter wereld: huishoudens zijn er verantwoordelijk voor 60 tot 80 procent van de uitstoot, wat gevolgen heeft voor de klimaatverandering en de gezondheid van gemeenschappen.
Een zwak energiebeleid ondermijnt ook het vermogen van de Afrikaanse landen bezuiden de Sahara om hun potentieel aan hernieuwbare energie aan te boren ten koste van fossiele brandstoffen.
Nochtans beschikt het continent over een overvloed aan hernieuwbare energiebronnen, met name zonne-energie, waarmee aan de huidige en de verwachte vraag naar elektriciteit kan worden voldaan. De kosten van hernieuwbare energie zijn de afgelopen tien jaar drastisch gedaald.
Bovendien deden financiële innovaties zoals feed-in-tarieven en pay-as-you-go mobiele systemen de toegankelijkheid, betaalbaarheid en vraag toenemen. Er liggen dus kansen voor het grijpen om het anders aan te pakken.
Zorgwekkende verstoring van de seizoenen
Ondertussen zijn de gevolgen van de klimaatverandering voelbaar. In Centraal-Afrika is het extreem heet geworden de laatste decennia, zelfs in het regenseizoen, wat leidt tot een toename van ziekten zoals malaria en tyfus. De landbouwseizoenen zijn niet meer zoals vroeger.
Zware regenval met zeer sterke winden vernietigen de gewassen. In Bukavu (Zuid-Kivu, DRC) noteren lokale NGO’s en partners van het Belgische KBA-Foncaba een zorgwekkende verstoring van de seizoenen waarbij het regenseizoen korter wordt en het droge seizoen langer. Dat laatste duurde vroeger maar twee maanden, van half juni tot half september, nu start het soms al eind april en duurt het tot oktober.
Dat veroorzaakt onevenwichten in de landbouwkalender en in het leven van de bevolking. Regens worden schaarser en onregelmatiger, maar ook heviger, wat leidt tot overstromingen, aardverschuivingen en bodemerosie.
Wie het hooggelegen Kivuplateau kent (1.500m) roemt van oudsher zijn klimaat van ‘eeuwige lente’ met gemiddelde temperaturen tussen 18 en 24 graden C. Vandaag noteren bewoners echter pieken van 28 en zelfs 30 graden.
Verminderde neerslag en sterke verdamping door toegenomen zonneschijn doet waterbronnen en rivieren opdrogen. Aan de vrijgekomen wanden op zijn oevers zien we intussen ook het waterpeil van het Kivumeer aanzienlijk dalen. De ontbossing van de voorbije decennia, voornamelijk voor brandhout, maar ook voor extra landbouwgronden, is een bijkomende aandrijver van de uitdroging en erosie in het landschap.
Daarnaast hebben de gestegen temperaturen ook gezorgd voor een opmars van de malariamug vanuit de lagergelegen gebieden. Ook gastro-enteritis en tyfus rukken op.
De effecten op een bevolking die grotendeels rechtstreeks afhankelijk is van de landbouw laten zich makkelijk raden: het dagelijks leven in een regio geteisterd door oorlog en geweld, wordt nog moeilijker.
Gelukkig wordt er ook gewerkt aan oplossingen. Lokale NGO’s zoals CAB (Comité pour l’Autopromotion à la Base) organiseren sensibiliseringscampagnes over het milieu, over de klimaatverandering en de gevolgen ervan en over het rationeel beheer van natuurlijke hulpbronnen.
Ze stimuleren ook herbebossing en agrobosbouw, organiseren contacten en belangenbehartiging met lokale leiders, politiek-administratieve autoriteiten en grootgrondbezitters met het oog op de bescherming van het milieu.
Nieuwe waarschuwing van het IPCC
Het mag duidelijk zijn dat de nood hoog is en de opgave gigantisch. In het nieuwste IPCC-rapport dat uitkomt op maandag 28 februari 2022, wordt specifiek gefocust op aanpassing en kwetsbaarheid.
Het rapport komt met bewijzen dat de meest kwetsbare volkeren en ecosystemen nu al erg getroffen worden en dat de klimaatimpact de volgende jaren veel erger en intenser zal worden.
Westerse landen moeten de beloofde 100 miljard euro per jaar ophoesten om landen in het Globale Zuiden te helpen zich aan te passen.
Als westerse landen niet drastisch ingrijpen om de temperatuurstijging te beperken en landen in Afrika substantieel gaan helpen om zich te beschermen, dan zullen ze onbeheersbare aantallen klimaatvluchtelingen te verwerken krijgen.
Koen Stuyck